Mt.20,1-16a (24/09/2023)
1 Want het koninkrijk der hemelen is als een landheer
die vroeg in de morgen naar buiten ging
om arbeiders te huren voor zijn wijngaard.
2 Hij kwam met hen overeen voor een dagloon
en zond ze dan naar zijn wijngaard.
3 Toen hij rond het derde uur weer naar buiten ging,
zag hij anderen, die werkloos waren, op de markt staan.
4 Hij zei tegen hen: “Gaan ook jullie naar mijn wijngaard.
Ik zal jullie geven wat billijk is.”
5 En ze gingen er heen.
Rond het zesde uur ging hij nog eens naar buiten
en weer op het negende
en telkens deed hij hetzelfde.
6 Rond het elfde uur ging hij opnieuw naar buiten
en trof weer anderen daar werkloos staan.
Hij zei tegen hen: “Wat staan jullie hier de hele dag werkloos?”
7 “Niemand heeft ons gehuurd,” antwoordden ze.
Daarom zei hij opnieuw: “Gaan ook jullie naar mijn wijngaard.
Je zult ontvangen wat billijk is.”
8 Toen het avond was geworden,
zei de heer van de wijngaard tegen zijn beheerder:
“Roep de arbeiders en betaal hun het loon,
te beginnen bij de laatsten, en zo tot de eersten.”
9 Degenen van het elfde uur kwamen dus
en ontvingen elk het dagloon.
10 Toen nu degenen van het eerste uur kwamen,
meenden zij dat ze meer zouden krijgen.
Maar ook zij ontvingen elk het dagloon.
11 Ze namen het wel aan,
maar gingen morren tegen de landheer:
12 “Deze laatsten hebben maar één uur gewerkt
en je stelt hen gelijk aan ons
die de lange duur en de brandende hitte van de dag getorst hebben.”
13 Hij antwoordde echter: “Vriend, ik doe je toch geen onrecht?
Ben je niet met mij overeengekomen voor een dagloon?
14 Aanvaard wat van jou is en ga.
Ik wil echter aan de laatsten geven zoals aan jou.
15 Mag ik met het mijne niet doen wat ik wil?
Of ben je kwaad omdat ik goed ben?”
16 Zo zullen de laatste de eersten zijn
en de eersten de laatsten.
Wat een pracht van een werkgever wordt hier neergezet. De godganse dag blijft hij geduldig op zoek gaan naar mensen die voor zijn wijngaard iets zouden kunnen betekenen. Hij ziet mensen die door niemand anders worden opgemerkt. Hij nodigt hen uit, of het nu ochtend, middag of avond is. Blijkbaar ziet hij iets in elk van hen. “Kom voor mij werken, ik geef je wat billijk is.” Zo gaat hij door tot het elfde uur.
Rond dit verhaal zou je een heel discours kunnen opzetten over wat wij mensen recht en onrecht noemen. De uiteindelijke slotbevinding zal de houding van onze landheer niet onderschrijven, vermoed ik. Wat hij doet, is in onze ogen niet rechtvaardig. Hier wordt geen loon naar werk gegeven en dat stoot tegen de borst.
De vraag is waarover recht en onrecht ten diepste gaan. Is recht een pure economische zaak en komt het erop aan dat eenieder loon naar werk krijgt? Of heeft recht te maken met zien en gezien worden vanuit een onvoorwaardelijke liefde?
Maar ja met die onvoorwaardelijke goedheid hebben wij mensen het lastig, het maakt ons zelfs kwaad.