Mt.13,44-52 (30/07/2023)
44 “Opnieuw.
Het koningschap der hemelen is te vergelijken met
een schat die verborgen is in een akker.
Iemand vindt hem en verbergt hem weer,
om vol blijdschap alles te gaan verkopen wat hij heeft
om die akker te kopen.”
45 “En opnieuw.
Het koningschap der hemelen is te vergelijken met
een koopman op zoek naar mooie parels.
46 Als hij één uitzonderlijk waardevolle vindt,
gaat hij alles verkopen wat hij heeft
en koopt die ene parel.”
47 “En opnieuw.
Het koningschap der hemelen is te vergelijken met
een sleepnet dat neergelaten wordt in het meer
en allerlei soorten [vissen] bijeenbrengt.
48 Als het vol is, trekt men het op de oever,
men gaat zitten en verzamelt de goede [vissen] in kuipen,
de slechte werpen ze weg.
49 Zo zal het zijn bij de voleinding van de tijden.
De engelen zullen er op uittrekken
en zij zullen de slechten [verdwaasden]
van de rechtvaardigen [integeren] scheiden
50 en hen in de vuuroven werpen.
Daar zal er geween en tandengeknars zijn.”
51 Jezus vroeg hen nu:
“Hebben jullie dit alles begrepen?”
“Ja”, antwoorden zij.
52 Nu zei hij:
“Zo lijkt iedere schriftgeleerde
die leerling is geworden in het koningschap der hemelen
op een huisvader
die uit zijn schat oud en nieuw voortbrengt.”
Met deze parabels wordt de parabelrede afgesloten. Als je de tekst van het 13° hoofdstuk van Matteüs in zijn geheel neemt, dan licht er een mooie visie op over het rijk der hemelen.
Eerst vertelt Jezus over een zaaier die overal zaait, daarmee zegt hij hoe G-d is. G-d biedt overal en in alle omstandigheden zijn liefde aan. Ook als er maar een klein gedeelte van het zaad in goede aarde valt, is dat voldoende opdat het geheel geheiligd wordt. De ontdekking van dit aanbod, zo vervolgt de redevoering, is als het bij toeval vinden van een schat bij het omspitten van een akker of het ontdekken van een kostbare parel. De onverwachte en onverdiende vondst geeft zoveel vreugde dat men alles loslaat om dat ene te begroeten. En zegt Jezus, die vreugde is de basis om te verdragen dat goede en slechte vissen samenleven in dat ene net.
Zo zouden wij moeten kunnen leven, als onbezorgde, eenvoudige mensen, die gelukkig zijn om dat overrompelende aanbod van G-d, mensen die het in grote verdraagzaamheid aan deze milde G-d overlaten om te oordelen.