Mc.4,35-41 (20/06/2021)
Op diezelfde dag, toen het avond was geworden, zei hij tegen hen: “Laten we naar de overkant van het meer gaan.” Ze lieten de menigte gaan en namen hem mee, zoals hij in de boot zat. Ook andere bootjes waren bij hem.
Er stak een hevige stormwind op en de golven stortten zich op de boot, zodat die al vol liep. Hij lag ondertussen op het achterschip, op een kussen, te slapen. Ze maakten hem wakker en zeiden: “Meester, raakt het jou niet dat we vergaan?” Nu wakker geworden, strafte hij de wind af en zei tegen het meer: “Zwijg! Wees stil!” En de wind bedaarde en er ontstond een grote stilte.
Hij zei tegen hen: “Waarom zijn jullie zo bang? Hoe kunnen jullie nog zo zonder vertrouwen zijn?” Zij echter werden erg bevreesd en zeiden tegen elkaar: “Wie is hij toch, dat zelfs de wind en het meer hem gehoorzamen?”
Weer zo’n ‘mooi verhaaltje’ … om níet overheen te lezen!
“Ze namen hem mee, zoals hij in de boot zat.” Het lijkt wel alsof ze het over een of ander ding hebben, ballast die je nu eenmaal meesleept. Want ja, over onze stiel, over vissen, over het wérkelijke leven, daar weet hij toch niets van af. Als het over het echte leven gaat, zullen we het wel zelf doen.
En Jezus láát zich meenemen! Hij valt er zelfs bij in slaap – híj heeft er alle vertrouwen in! – En wij zijn al content dat hij zich met ons leven niet moeit …
Tot het gaat stormen in dat leven en wij doen alsof híj het is die zich van óns niets aantrekt.
Kijk, dát maakt Jezus nu wakker, alert, present: de klein-moedigheid van zijn mensen. Hun klein-vertrouwendheid is nu net zijn diepste zorg. Dáárvoor heeft hij geleefd, om dáár een antwoord op te geven en een weg in aan te wijzen.
Zonder gedoe legt hij de storm het zwijgen op – dat is maar een oppervlakkig gebeuren. Belangrijker is: er ontstond een grote stilte …
Hoe jammer dat wij, in plaats van die grote stilte in te gaan en over ons te laten komen, er bang van zijn …