Mc.1,12-15 (21/2/2021)
Onmiddellijk na zijn doop stuurde de Geest Jezus weg, naar de woestijn.
Hij bleef veertig dagen, daar in de woestijn, en werd door de tegenstander [satan] beproefd.
Hij verbleef onder de wilde dieren en de engelen zorgden voor hem.
Maar nadat Johannes gevangen genomen was, ging Jezus naar Galilea
en verkondigde hij de bevrijdende boodschap van het koningschap van God:
“De tijd is vervuld en het koningschap van God is dichtbij gekomen.
Keer je innerlijk om en vertrouw op deze bevrijdende boodschap.”
4 verzen, 4 zinnen, 4 facetten van een verdiept geloofsleven – heel veel samengebald dus hier;
slechts een paar korte aanwijzingen:
1° Gedoopt zijn, is maar het begin. Die stap, die ene act (of hij nu bewust is gezet of mij gegeven)
moet zich verdiepen om te wortelen in mijn persoonlijk leven. En daarvoor is verstilling nodig:
tijd voor ‘verkering’ tussen mij en mijn G-d.
2° Die levensverstilling zal ook wel wat moeite opleveren: confrontatie met alles wat mij tegenhoudt.
Vaak wijs ik daarvoor naar dingen buiten mij (‘de omstandigheden zijn niet gunstig’),
maar naar Bijbelse (en dus oermenselijke) ervaring gaat het eigenlijk vaker om ‘de wilde beesten in mij’,
die vooral leven ter éigen overleving. Een troost en steun: ‘engelen’ zullen voor mij zorgen!
3° En toch is die stille verkering niet het eindpunt! Liefde is pas liefde, als ze vruchtbaar wordt.
Menselijke omstandigheden appelleren mij terecht ‘naar de wereld’, zelfs als dat gevaarlijk is.
4° Wat ik breng, is nooit (zou nooit mogen zijn) een boodschap van (en nog minder over) mezelf.
Omdat G-d míj is tegemoet gekomen, draag ik hém uit, met de uitnodiging zich naar zíjn liefde toe te keren.
Maar een leven dat niet over mezelf gaat, kan enkel vanuit Vertrouwen …