Mc.7,14-23 (10/2/2021)
Toen hij de menigte weer bij zich had geroepen [na een onderhoud met de farizeeën (v.1-13)],
zei hij tegen hen: “Luister allen naar mij, en kom tot begrip!
Niets wat van buitenaf de mens binnenkomt kan hem ontwijden, maar wat van binnenuit de mens buitengaat, dat kan hem ontwijden.
Wie oren heeft om te horen, moet luisteren!”
Toen hij van de menigte thuis was gekomen, vroegen zijn leerlingen hem naar die gelijkenis.
Hij zei tegen hen: “Zijn jullie ook zo onbegrijpend? Weet je niet dat al wat van buitenaf de mens binnenkomt, hem niet kan verontreinigen?
Want het gaat niet binnen in zijn hart, maar in zijn buik en gaat dan weer naar buiten, alle voedsel reinigend.
Maar wat van uit de mens naar buiten komt, dat ontwijdt hem. Want uit het hart van de mensen komen kwade gedachten naar buiten:
ontucht, diefstal, moord, overspel, hebzucht, boosaardigheid, bedrog, losbandigheid, een kwaad oog [afgunst], laster, hoogmoed, verdwaasdheid.
Al deze slechte dingen gaan van binnen naar buiten en zíj ontwijden de mens.”
Als regels en wetten het dreigen over te nemen van het hart dan kan Jezus niet lijdzaam blijven toezien.
Hij roept de menigte opnieuw samen en zet even de puntjes op de i.
Voor hem is het duidelijk. Gewijd (G-dgericht) leven heeft niets te maken met voedsel (dat wat van buiten komt).
G-dgericht leven vertrekt van binnen-uit, vanuit het hart (het meest wezenlijke). Het hart is immers, voor de Bijbelse mens (en dus ook voor Jezus),
het oriëntatiepunt van al wat hij zegt en doet. Daar vertrekt wat hij naar buiten toe laat zien, hoe hij leeft.
Regels en wetten kunnen niet verhinderen dat je leven (woord en daad) uitstraalt wat aan slechte gedachten in je hart leeft.
Dat verhinderen kan alleen door kritisch te onderscheiden wat in dat hart aan gedachten leeft.
Een oproep dus om in alle vrijheid (niet vrijblijvend) kritisch naar onze binnenkant te kijken en te komen tot onderscheiding.
Weet dat dit niet van-zelf-sprekend is maar gegarandeerd wel leven-gevend.