Verbonden Leven

Mc.4,1-20 (24/01/2024)

1      Opnieuw begon Jezus onderricht te geven langs het meer.
       Er verzamelde zich zo’n menigte rondom hem,
       dat hij in een boot stapte en daarin ging zitten, op het meer,
       terwijl de menigte op het land langs het meer bleef.
2      Hij onderrichtte vaak in gelijkenissen.
       Nu zei hij in zijn onderricht tegen hen:
3      “Luister!

       Kijk, een zaaier ging uit om te zaaien.
4      En het gebeurt, tijdens het zaaien,
       dat een deel op de weg viel.
       De vogels kwamen en aten het op.
5      Een ander deel viel op steenachtige grond
       waar het niet veel aarde had.
       Onmiddellijk kwam het op,
       omdat het niet veel diepte had,
6      maar toen de zon opkwam, verschroeide het,
       omdat het geen wortel had.
7      Een ander deel viel tussen de dorens.
       Die kwamen op en verstikten het,
       zodat het geen vrucht gaf.
8      Een ander deel viel in goede aarde.
       Opkomend en groeiend, gaf het vrucht,
       deels dertig-, deels zestig-, deels honderdvoudig.”

9      En hij besloot:
       “Wie oren heeft om te horen, moet luisteren!”

10    Maar toen hij alleen was,
       stelden zij die samen met de twaalf bij hem waren,
       hem vragen over de gelijkenissen.
11    Hij zei hen:
       “Aan jullie is het gegeven
       het geheimenis van het koningschap van God te kennen,
       maar voor wie buiten staat, gebeurt dit in gelijkenissen.
12    opdat [vervuld zou worden wat geschreven staat, dat]

       zij kijken, maar niet zien,
       en horen, maar niet begrijpen,
       opdat zij zich niet hoeven te bekeren
       en hun zonden vergeven worden.” [Jes.6,9-10]

13    Verder zei hij tegen hen:
       “Als jullie de kunst niet verstaan van deze gelijkenis,
       hoe zul je dan alle gelijkenissen vatten?
14    De zaaier zaait het woord.
15    Sommigen zijn als [het zaad dat] op de weg [valt]:
       Het woord wordt wel gezaaid,
       maar wanneer zij het gehoord hebben,
       komt onmiddellijk de tegenstander [satan]
       en neemt het woord weg dat in hen is gezaaid.
16    Anderen zijn als [het zaad dat] op steenachtige grond [is gezaaid]:
       Wanneer zij het woord horen,
       nemen zij het onmiddellijk in vreugde aan,
17    maar zij hebben geen wortel
       – het zijn mensen van het moment.
       Wanneer er vervolgens omwille van het woord
       verdrukking of vervolging komt,
       struikelen ze onmiddellijk.
18    Anderen zijn als [het zaad dat] tussen de dorens [is gezaaid]:
       Zij horen het woord,
19    maar de zorgen van deze wereld,
       de begoocheling van de rijkdom
       en de begeerte naar allerlei zaken
       dringen binnen en verstikken het woord
       en het blijft vruchteloos.
20    Anderen zijn als [het zaad dat] in de goede aarde [valt]:
       Zij horen het woord en verwelkomen het.
       Zij dragen vrucht,
       soms dertig-, soms zestig-, soms honderdvoudig.

De zaaier ging uit om te zaaien. Met kwistige hand wordt er gezaaid, heel kwistig, op alle mogelijke bodems: goed bewerkt of niet bewerkt. De zaaier hield zich niet bezig met het binnenhalen van de oogst. Hij kijkt niet om naar het resultaat.
De spiritualiteit van de zaaier is er een van hoop en vertrouwen. Hij wéét dat het zaad hoe dan ook vrucht zal dragen. Hij weet niet wanneer, maar hij weet dát het zal gebeuren.
We zouden in deze tijd veel kunnen leren van de spiritualiteit van de zaaier. We zijn de logica van de wederkerigheid gewoon: Ik geef je dit en ik verwacht dat je me dat geeft. Voor wat hoort wat. Ik nodig jou aan tafel, in de hoop dat jij mij aan tafel uitnodigt. Ik bewijs je een dienst, in de hoop dat jij me ooit een wederdienst kan bewijzen. … Dat is de logica waarin wij leven.
Maar G-d werkt met een andere logica, nl. de logica van de grenzeloze overvloed. Hij verwacht niets terug. Hij gééft, en laat de ander totaal vrij. Totaal belangeloos.