Mc.12,18-27 (7/06/2023)
18 Nu kwamen er sadduceeën bij hem.
Zij [als religieuze stroming voor wie enkel de eerste vijf boeken van de Schrift bepalend waren] zeggen dat er geen opstanding [uit de doden] is.
Ze vroegen Jezus:
19 “Meester, Mozes heeft ons geschreven:
Als iemands broer sterft
en een vrouw achterlaat, maar geen kinderen,
dan moet die broer bij de vrouw een nakomeling verwekken
voor zijn broer. [Deut.25,5-10]
20 Nu waren er eens zeven broers.
De eerste huwde en stierf zonder nakomeling.
21 De tweede huwde haar, maar ook hij stierf zonder nakomeling.
De derde evenzo.
22 Zo huwden alle zeven haar zonder een nakomeling na te laten.
Als laatste stierf ook de vrouw.
23 Bij de opstanding nu,
van wie zal zij de vrouw zijn,
want alle zeven hebben haar als vrouw gehad?”
24 Jezus antwoordde hen:
“Dwalen jullie niet,
omdat je niet in kennis bent met de Schrift
noch met de dynamiek van God?
25 Want wanneer zij opstaan uit de doden,
huwen ze niet en worden niet gehuwd,
maar zijn ze als engelen in de hemelen.
26 En over de doden, dat zij opstaan:
Hebben jullie niet gelezen in het boek van Mozes
hoe God bij de braamstruik tegen hem zei:
‘Ik ben de God van Abraham,
de God van Isaak en de God van Jakob’?
27 Hij is toch geen God van doden, maar van levenden?!
Jullie dwalen ernstig!”
Het geloof in een ‘leven na de dood’ is pas in de loop van de bijbelse tijden ontwikkeld. Ten tijde van Jezus was de discussie nog niet helemaal beslecht, zo lezen we dat hier. Ook lezen we dat Jezus resoluut standpunt kiest vóór.
Wij noemen ons Christenen. Geloven wij ook resoluut in een leven na de dood …?
Wij vinden het argument van de sadduceeën wellicht een beetje lachwekkend, maar in wezen volgen ze dezelfde denktrant die wijzelf ook vaak maken: Ik kan er mij niets bij voorstellen, mijn binnenwereldse vergelijkingspunten schieten tekort, … dus geloof ik het niet.
Maar geloof is nu eenmaal geloof, en geen ‘weten’. Jezus gelóófde het. Hij had zijn Bijbel gelezen en was tot de conclusie gekomen dat G-d een G-d van Léven is. ‘Dood’ heeft daar geen plaats – transformatie van leven wel; zelfs ook juist transformatie van het dode naar het levende. Hij geloofde er zódanig in … dat hij zijn leven ervoor gaf!