Mc.8,1-10 (11/02/2023)
In die dagen was er weer een grote menigte bij hem en zij hadden niets te eten. Hij riep zijn leerlingen bij zich en zei tegen hen: “Die mensen beroeren mij tot in mijn binnenste, want ze zijn al drie dagen bij mij en hebben niets te eten. Als ik hen zonder eten naar huis stuur, zullen ze onderweg bezwijken, want sommigen zijn van ver gekomen.”
Zijn leerlingen antwoordden hem: “Vanwaar kan iemand in dit afgelegen gebied brood halen om al die mensen voldoende te voeden?” Hij vroeg hen: “Hoeveel broden heb je?” Ze zeiden: “Zeven.”
Hij gebood de mensen op de grond te gaan zitten. Hij nam de zeven broden en na gedankt te hebben [eucharistein], brak hij ze en gaf ze aan zijn leerlingen om ze voor te zetten aan de menigte. Ze hadden ook enkele visjes. Hij zegende die en zei ze ook voor te zetten.
Ze aten en werden volop gevoed. En toen ze de overblijvende stukken ophaalden, waren er zeven manden. Er waren ongeveer vierduizend mensen.
Toen stuurde hij hen weg. Onmiddellijk stapte hij in een boot, samen met zijn leerlingen, en ze kwamen in de streek van Dalmanuta.
Telkens weer laat Jezus zich raken door mensen. Wat aan hen gebeurt beroert hem tot in het diepst van zijn wezen. Hij kan niet anders dan in beweging komen. De vraag is: durven wij ons diep van binnen laten beroeren door wat aan mensen gebeurt? Je laten beroeren wil ook zeggen: je kwetsbaar opstellen. Maar misschien moet je dan wel vaststellen dat er niets kan gedaan worden en dan komt de onmacht: “Vanwaar kan iemand in dit afgelegen gebied brood halen om al die mensen voldoende te voeden?”
Jezus laat zich door de onmacht van de leerlingen niet uit z’n lood slaan. Hij vraagt om verder te kijken, voorbij wat níet mogelijk lijkt: “Hoeveel broden heb je?” Hij vertrouwt erop dat wat wél aanwezig is voldoende zal zijn. Hij dankt G-d, breekt en deelt. Zo raakt hij het hart van mensen en doet ook hen delen. Zo kunnen zij gesterkt weer verder gaan.