Lc.1,57-66 (23/12/2021)
Voor Elisabet brak de tijd aan van de bevalling en zij bracht een zoon ter wereld. De omwonenden en haar verwanten hoorden dat de Heer grote tederheid aan haar had getoond en zij verheugden zich, samen met haar. Op de achtste dag kwamen ze het jongetje besnijden en noemden het naar zijn vader Zacharias. Maar zijn moeder zei: “Nee! Het zal genoemd worden: Johannes!”
Ze antwoordden haar: “Maar er is niemand in jouw familie die deze naam draagt.” Ze wenkten nu zijn vader, hoe hij zou willen dat het genoemd werd. Hij vroeg een schrijfplankje en schreef: “Johannes is zijn naam!”
En allen verwonderden zich. Onmiddellijk kon hij weer spreken en hij zegende God.
Huiver overkwam alle omwonenden en in heel het bergland van Judea werd dit besproken. Al wat men hoorde, sloot men in het hart: “Wat zal er toch van dit jongetje worden?”, want de hand van de Heer was met hem.
Vreugde en huiver … Zo wordt omschreven wat het met je doet als je G-ds tederheid mag ervaren en hij zich liefdevol ontfermt en mensen zo nabij komt. Dat is genade!
Logisch toch dat Elisabet en Zacharias er op staan dat het kindje “Johannes” zal heten, want dat betekent juist: God is genadig!
Vandaag worden we herinnerd aan Johannes’ verjaardag en klinkt het opnieuw: Leven is genade, een geschenk dat geleefd moet worden. In dit kind kwam G-d de mensen tegemoet en dat doet hij elke keer opnieuw. Van bij het begin waagt G-d het met elk kind, met elke concrete mens, met mij.
Telkens als ik aan de wieg van een pasgeborene sta, vraag ik me af: “Wat zal er van dit mensje worden?” “Wat zal dit kleine kwetsbare kind gaan betekenen voor de wereld?” Zo brengt het zien van ‘een brokje grote tederheid’ G-ds genade bij mij aanwezig.