Lc.10,25-37 (4/10/2021)
Toen stond er een zekere wetgeleerde op en vroeg Jezus, om hem uit te testen: “Meester, wat moet ik doen om deel te krijgen aan het eeuwig leven?” Jezus antwoordde hem: “In de wet, wat staat daar geschreven? Hoe lees jij dat?” Hij antwoordde nu en zei: “Je zult de heer, je God, daadwerkelijk liefhebben, uit heel je hart en heel je wezen, uit heel je kracht en heel je verstand, en je naaste [de mensen rondom je] zoals jezelf.” [Deut.6,5; Lev.19,18] Jezus zei: “Terecht heb je dit geantwoord. Doe dit en je zult leven.”
De wetgeleerde wilde echter zijn vraag verduidelijken en vroeg Jezus daarom nog: “Wie is ‘mijn naaste’?” [“Wie is er vervat in ‘de mensen rondom mij’?”] Toen vertelde Jezus het volgende:
Op zekere dag ging iemand van Jeruzalem naar Jericho. Onderweg werd hij door rovers overvallen. Ze schudden hem uit en sloegen hem en lieten hem halfdood achter. Toevallig kwam nu ook een priester op dezelfde weg. Toen hij de man in de gaten kreeg, ging hij hem aan de andere kant van de weg voorbij. Ook kwam er een tempelbedienaar langs. Hij ging kijken, maar ging hem ook aan de andere kant van de weg voorbij. Nu kwam er een Samaritaan [vreemdeling] op reis bij die plek. Hij zag de man en raakte diep bewogen. Hij kwam tot bij hem, verbond zijn wonden en goot er olie en wijn over. Dan tilde hij hem op zijn eigen rijdier, bracht hem naar een herberg en zorgde voor hem. ’s Anderendaags gaf hij twee daglonen aan de herbergier en zei hem: “Verzorg hem, en als je meer moet besteden: ikzelf zal het je bij mijn terugkomst betalen.”
Wat denk je: Wie van deze drie is de naaste geworden [Wie van deze drie heeft gestaan rondom] van de man die in de handen van de rovers viel?” De wetgeleerde antwoordde: “Degene die hem barmhartigheid heeft gedaan.” Jezus zei nu tegen hem: “Ga, en jij, doe evenzo!”
“Wie ‘is’ mijn naaste?” vroeg de wetgeleerde. Maar Jezus verandert heel subtiel de vraag “Wie van deze drie is de naaste ‘geworden’?”. Naaste ’ben’ je dus niet, maar je ‘wordt’ het.
Naaste word je
• als je de ander écht ziet, je door hem laat raken en je door hem in beweging laat zetten;
• als de ander het tempo, de richting en de relatie mag bepalen; als niet langer jouw ego, jouw agenda of jouw angst je leven richting geven maar wel de ander in al zijn kwetsbaarheid;
• als je het bij de ander uithoudt, liefdevol en trouw;
• als je betrokken blijft zolang het nodig is om de ander opnieuw te doen leven.
Het is dus niet de hulpbehoevende die naaste is, maar je wordt naaste door je te ‘ontfermen over’. Naaste worden vertrekt dus bij het appél van de ander: hij maakt jou tot naaste en zet je in beweging om in G-ds naam barmhartigheid te doen.