Lc.1,26-38 (8/12/2020)
In de zesde maand [van de zwangerschap van Elisabeth, de toekomstige moeder van Johannes de doper],
werd de boodschapper [engel] Gabriël vanwege God uitgezonden naar een stad in Galilea, Nazaret genaamd, n
aar een jonge vrouw die verloofd [in ondertrouw] was met een man die Jozef heette, uit het huis van [die afstamde van koning] David.
De naam van die jonge vrouw was Maria.
De engel kwam bij haar binnen en zei: “Vrede zij met jou, begenadigde. De Heer weze met jou! Gezegend ben jij onder de vrouwen.”
Zij echter was erg in de war van deze woorden en vroeg zich af wat deze begroeting moest betekenen.
De boodschapper zei tegen haar: “Wees niet bang, Maria, jij hebt genade gevonden bij God. Kijk!
Je zult zwanger worden en een zoon baren en je zult hem de naam ‘Jezus’ [God redt] geven.
Hij zal groot zijn en zoon van de Allerhoogste worden genoemd, en God de Heer zal aan hem geven de troon van zijn vader David.
Hij zal koning zijn over het huis van Jakob [Israël] tot in eeuwigheid en aan zijn koningschap zal geen grens zijn.”
Nu zei Maria tegen de boodschapper: “Hoe zal dat gebeuren, aangezien ik geen omgang met een man heb?”
De boodschapper antwoordde haar: “Heilige geest zal over jou komen, de geestkracht van de Allerhoogste zal je omhullen.
Daarom ook zal wie uit jou geboren wordt heilig genoemd worden, zoon van God. Kijk! Elisabet, je bloedverwante,
ook zij heeft in haar ouderdom een zoon ontvangen. Ze is in haar zesde maand, hoewel ze onvruchtbaar werd genoemd.
Want bij God is geen woord krachteloos.”
Nu zei Maria: “Ziehier de dienares van de Heer. Moge met mij gebeuren naar jouw woord.”
En de boodschapper ging van haar weg.
Met enkele zinnen schrijft Lucas over de overrompelende ervaring van de nieuwe start die G-d – in Jezus – met de mensen begonnen is.
Een engel klopt aan bij Maria met een indringende boodschap. Zij antwoordt bevestigend. Haar antwoord is echter geen passief ja,
dat zou haar reduceren tot een instrument. Het is een ‘ja’ als resultaat van een bewuste levenshouding. Een levenshouding – en dus ook haar antwoord –
die haar tot in het diepst van haar wezen verbindt aan wat (aan wie) haar overkwam.
Daarbij beschrijft Lucas zijn beeld van een diep gelovige vrouw: Maria. Het is een wijze, volwassen vrouw die zichzelf blijft, in vrijheid handelt,
kritische vragen stelt maar zich dan vrijwillig en bewust, helemaal overgeeft aan hem die haar roept : ‘moge met mij gebeuren naar jouw woord’.
Een vrouw die het aandurft om er volledig voor te gaan.
Lucas zegt niet alleen iets over Maria maar evenzeer iets over G-d. Hij laat zich kennen als een G-d die een voorkeur heeft
voor het gewone, het kleine, het onaanzienlijke. Een G-d die bevrijding en gerechtigheid wil. Meer nog: Hij wíl dat niet alleen,
hij doet het ook via Maria en via allen – mannen en vrouwen – die, zoals zij, geloven in de kracht van Zijn heilige Geest. Mag/kan het ook via jou en mij?