Lc.9,57-62 (30/09/2020)
Terwijl ze op weg waren [naar Jeruzalem], zei iemand tegen Jezus:
“Ik zal je volgen, waar je ook gaat, heer!”
Jezus antwoordde hem:
“De vossen hebben holen en de vogels van de hemel hebben nesten,
maar de mensenzoon heeft niets waar hij het hoofd kan neerleggen.”
Tot een ander zei hij zelf: “Volg mij.”
Maar die zei: “Heer, sta mij toe eerst terug te gaan om mijn vader te begraven.”
Jezus antwoordde hem: “Laat de doden hun eigen doden begraven.
Maar jij, ga en verkondig overal het koninkrijk van God.”
Nog iemand anders zei: “Ik zal je volgen, heer,
maar sta mij toe eerst afscheid te nemen van mijn huisgenoten.”
Jezus antwoordde hem:
“Niemand die zijn hand aan de ploeg slaat en kijkt naar wat achter hem ligt,
is geschikt voor het koninkrijk van God.”
Dat is toch wel héél veel gevraagd van Jezus … Kan ik dat, durf ik dat, hem zó onvoorwaardelijk volgen – ‘tegen beter weten in’?
Ik moet er mijn ‘ik-rust’ voor laten: dat waar ik mijn zekerheden op bouw; dat wat ik méén nodig te hebben;
misschien zelfs het letterlijke dak boven mijn hoofd – in elk geval het figuurlijke.
Ik moet er vérder voor gaan dan ‘de wet’. Die schrijft voor ‘de doden te begraven’. Dat maakt ons toch pas mens?!
Jawel, maar Jezus volgen betekent ‘mens-er worden dan mens’! Ik moet grensoverschrijdend durven worden … Dán kom ik in het land van de lévenden.
Ik moet er mijn verantwoordelijkheden een ander zwaartepunt voor geven. Dat kan hard aankomen voor mijn omgeving die op mij rekende … voor hún doeleinden.
Radicale keuzes bestaan niet zonder ergens iemand pijn te doen.
Mijn God, mijn Jezus, is dát het wat jij van mij vraagt?
En de tekst zelf staat er bij niemand wat ze er uiteindelijk mee doen … Dat is opdat de vraag míj zou kunnen bereiken …