Lc. 5,33-39 (4/09/2020)
In die tijd zeiden de schriftgeleerden en Farizeeën tot Jezus: 'De leerlingen van Johannes vasten dikwijls en verrichten gebeden;
die van de Farizeeën doen dat ook, maar de uwen eten en drinken.' Jezus antwoordde: 'Kunt gij soms de vrienden van de bruidegom laten vasten
zolang de bruidegom bij hen is? Er zullen echter dagen komen, dat de bruidegom van hen is weggenomen en dan, in die tijd, zullen ze vasten.'
Hij gaf hun ook nog een gelijkenis: 'Niemand scheurt een lap van een nieuw kleed om daarmee een oud te verstellen;
anders verscheurt hij immers niet alleen het nieuwe kleed, maar de lap uit het nieuwe past bovendien niet bij het oude.
En niemand doet jonge wijn in oude zakken; anders doet de jonge wijn de zakken bersten, hij loopt eruit en de zakken gaan verloren.
Maar jonge wijn moet men in nieuwe zakken doen. En niemand die oude wijn gedronken heeft wenst jonge: hij zal zeggen: de oude is best.'
Het is opvallend hoe in alle tijden en alle religies het vasten een plaats heeft.
Hier lezen we hoe het inderdaad ook al een gebruik was bij de Joden en hoe die het enigszins vreemd vinden dat Jezus en zijn leerlingen dat níet lijken te doen.
(In zijn eigen tijd had Jezus met zijn rondtrekkend clubje blijkbaar wel een naam van een flierefluiter te zijn.)
Met zijn uitleg waarom dat zo is, wijst Jezus meteen aan dat hij wel degelijk de kernbetekenis van vasten snapt én naar waarde schat:
Het gaat er níet om een religieuze prestatie te leveren; wél gaat het om een gebaar en een bewustwording van verbinding met G-d.
Vast-en dient om los te komen van alles wat mij weg drijft van G-d; vast-en dient om de verbinding met G-d opnieuw aan te halen en uit te zuiveren.
En ja, mijn eigen lichaam én mijn solidariteitsgevoel zullen er ongetwijfeld ook (heel) veel bij winnen,
maar ook díe winst zal zuiverst zijn als ze niet meer op mezelf is gericht, maar enkel en alleen op G-d.
(vrijdag was vroeger vastendag … misschien nog zo gek niet om dat in ere te herstellen …?)