Lc. 4,38-44 (2/09/2020)
In die tijd verliet Jezus de synagoge van Kafarnaüm en ging het huis van Simon binnen.
Omdat de schoonmoeder van Simon hoge koorts had riepen ze voor haar zijn hulp in.
Hij kwam aan het hoofdeinde van haar bed staan en gaf een streng bevel aan de koorts.
Zij werd ervan bevrijd en ogenblikkelijk stond zij op en bediende hen.
Bij zonsondergang brachten allen hun zieken naar hem toe; die zieken leden aan velerlei kwalen.
Hij genas hen door ze een voor een de handen op te leggen. Uit velen gingen ook duivels weg, die schreeuwden:
'Gij zijt de Zoon van God.' Hij gaf een streng bevel en liet niet toe dat zij spraken, want ze wisten dat hij de Messias was.
Toen het dag geworden was ging hij naar buiten en begaf zich naar een eenzame plaats. De mensen zochten hem echter,
kwamen waar hij was en poogden hem vast te houden om te verhinderen dat hij hen zou verlaten. Maar hij sprak tot hen:
'Ik moet ook aan andere steden de Blijde Boodschap van het Godsrijk brengen, want daarvoor ben ik gezonden.'
En hij predikte in de synagogen van het Joodse land.
Was Jezus een wonderdoener en genezer? We horen er vele berichten over in de Evangelieverhalen.
Ongetwijfeld zouden wij met onze hedendaagse wetenschappelijke kennis sommige daarvan anders benoemen.
Ik vermoed zelfs dat Jezus zélf er helemaal geen moeite zou mee hebben misschien wel de grootste wonderkracht te noemen:
zijn pure liefdevolle aandacht voor de kwetsbare én zijn aanraken van de maatschappelijk onaanraakbare.
Maar Jezus heelde dus wel degelijk zieken.
En toch verre van allemaal! Niet eens daar in Kafarnaüm, een onooglijk dorp in een onooglijk land, op dat korte moment dat hij daar langskwam!
Hij wil ook naar de anderen. Maar ook die zal hij niet allemaal bereiken! Daarvoor is zijn tijd te kort en een fysiek mensenleven per definitie te beperkt.
Maar hij kan wél het gebaar stellen (van aandacht en aanraking) … opdat het zou dóórgaan en steeds meer mensen bereiken …
Zal ik het oppikken, het doen en het doorgeven?