Lc.18,35-43 (18/11/2024)
35 Jezus naderde Jericho.
Een blinde zat langs de weg te bedelen.
36 Toen die de doortrekkende menigte hoorde,
vroeg hij wat er aan de hand was.
37 Ze zeiden hem dat Jezus van Nazareth voorbijkwam.
38 Hij schreeuwde:
“Jezus, zoon van David, ontferm je over mij!”
39 Degenen die voorop liepen
legden hem het zwijgen op,
maar hij schreeuwde nog luider:
“Zoon van David, ontferm je over mij!”
40 Jezus bleef staan
en beval
dat hij bij hem gebracht zou worden.
Toen hij naderbij gekomen was,
stelde hij hem de vraag:
41 “Wat wil je dat ik je doe?”
“Heer, dat ik weer kan zien!”
42 “Zie weer, zei Jezus,
je vertrouwen heeft je behoed.”
43 En onmiddellijk kon hij weer zien
en volgde Jezus, God lovend.
Iedereen die dit gezien had,
loofde God.
Wat mij in dit Evangeliefragment fascineert, is de kracht, de vastberadenheid, maar vooral het vertrouwen waarmee de blinde man voor zichzelf opkomt. Zijn vertrouwen in de bevrijdende en helende kracht van Jezus is zo groot dat hij, ondanks het feit dat hij telkens aan de kant gezet wordt, blijft volharden, zelfs wanneer anderen proberen hem het zwijgen op te leggen. Hij eist de aandacht op, omdat hij ‘weet’ dat G-d hem zal genezen. En dan gebeurt het: hij wordt gehoord en er volgt een kort gesprek. Zijn diepste verlangen om genezen te worden wordt uitgesproken, gehoord en vervuld. Je zou voor minder dankbaar zijn en meegaan met de man die dit verlangen tot vervulling heeft gebracht.
De vraag die we ons hierbij kunnen stellen, is of wij ons bewust zijn van ons diepste verlangen en of we realiseren waar we misschien genezing nodig hebben. En als we dat beseffen, durven we dan uit onze slachtofferrol te stappen en, tegen de stroom in, vol vertrouwen naar Jezus toe te gaan?