Verbonden Leven

Lc.12,39-48 (23/10/2024)

39    “Maar weet goed:
       Als de heer des huizes geweten had
       op welk uur de dief kwam,
       dan had hij wel gewaakt
       en niet toegelaten dat er ingebroken werd in zijn huis.
40    Wees ook jullie dus bereid [klaargemaakt én bereidwillig],
       want je weet niet op welk uur de mensenzoon komt.”
41    Petrus vroeg hem nu:
       “Heer, bedoel je deze gelijkenis voor ons alleen,
       of ook voor allen?”
42    De Heer antwoordde:
       “Wie zou die trouwe en verstandige huismeester zijn
       die de heer zal aanstellen over zijn personeel
       en die op de gepaste tijd
       hen het eten geeft dat hen toekomt?
43    Gezegend de dienaar die zó bezig is
       wanneer de heer thuiskomt.
44    Waarlijk, ik zeg jullie
       dat hij hem zal aanstellen over alles wat hij bezit.
45    Maar als die dienaar in zijn hart zegt:
       mijn heer neemt er de tijd van,
       en hij begint de knechten en meiden te slaan
       en eet en drinkt tot hij dronken wordt,
46    dan zal de heer van die dienaar komen
       op een dag dat hij het niet verwacht
       en op een tijdstip dat hij niet kent;
       hij zal worden verwijderd van zijn heer
       en ondergaan het lot van de ontrouwen.
47    De dienaar die de wil van zijn heer heeft leren kennen,
       maar zich daar niet heeft op voorbereid en gedaan,
       zal met vele slagen geslagen worden.
48    Als hij die echter niet heeft leren kennen
       en heeft gedaan wat straf verdient,
       zal hij met weinig slagen geslagen worden.
       Van ieder aan wie veel is gegeven,
       zal veel worden gevraagd;
       en aan wie veel is toevertrouwd,
       van hem zal veel worden geëist.”

Tja, voor wie zou Jezus deze gelijkenis bedoelen? Voor ons, of voor ‘de anderen’? Misschien vinden we dat niet zo fijn, maar hier – zoals op vele andere plaatsen in het Evangelie – wordt duidelijk dat wie Jezus wil volgen een hoge taak wacht met een grote verantwoordelijkheid, voor zijn/haar medemensen en voor zichzelf.
Denk ik niet te gemakkelijk dat zorg voor mijn medemens – en dat is niet alleen degene die ik ‘leuk vind’, maar ook degene die toevallig naast mij woont – door ‘de verantwoordelijken’ moet opgenomen worden? Schuif ik niet te gemakkelijk de verantwoordelijkheid voor wat er gebeurt in de maatschappij of de kerk in de schoenen van ‘anderen’?
Hier is Jezus heel duidelijk: jíj – ik – bent verantwoordelijk voor hoe het met je medemens gaat! Jij moet zorgen dat hij/zij heeft wat hij/zij nodig heeft! Het is een blijk van ontrouw aan G-d als ik niet deze verantwoordelijkheid voor mijn medemens opneem!