Lc.1,57-66 (23/12/2023)
57 Voor Elisabet brak de tijd aan van de bevalling
en zij bracht een zoon ter wereld.
58 De omwonenden en haar verwanten hoorden
dat de Heer grote tederheid aan haar had getoond
en zij verheugden zich, samen met haar.
59 Op de achtste dag kwamen ze het jongetje besnijden
en noemden het naar zijn vader Zacharias.
60 Maar zijn moeder zei:
“Nee! Het zal genoemd worden: Johannes!”
61 Ze antwoordden haar:
“Maar er is niemand in jouw familie
die deze naam draagt.”
62 Ze wenkten nu zijn vader,
hoe hij zou willen dat het genoemd werd.
63 Hij vroeg een schrijfplankje en schreef:
“Johannes is zijn naam!”
En allen verwonderden zich.
64 Onmiddellijk kon hij weer spreken
en hij zegende God.
65 Huiver overkwam alle omwonenden
en in heel het bergland van Judea werd dit besproken.
66 Al wat men hoorde, sloot men in het hart:
“Wat zal er toch van dit jongetje worden?”,
want de hand van de Heer was met hem.
Natúúrlijk moet het jongetje Johannes heten! Is er een passender manier om G-d te loven en te danken om zijn grote genade – en tederheid! – die hij aan Elisabet en Zacharias toont door de geboorte van dan toch nog hun kindje?! – De naam Johannes betekent immers: God is genadig.
Hún kindje? Zacharias claimt het alvast niet als een verlengstuk van zichzelf. Ook hij erkent er deemoedig G-ds werk in. Aansluitend op dit gebeuren heft ook Zacharias een loflied aan die de grootse werking van G-d in het leven van een mens bezingt.
Waar mensen erkennen dat in ‘hun’ kinderen G-d aan het werk is, opent zich een toekomst die heilzaam – genadig en teder – is voor velen rondom hen.