Lc.19,11-28 (22/11/2023)
11 Terwijl ze hiernaar luisterden,
voegde hij er nog een gelijkenis aan toe,
omdat hij dicht bij Jeruzalem was
en men dacht dat het koninkrijk van God
dan onmiddellijk openbaar zou worden:
12 “Iemand van hoge afkomst reisde naar een ver land
om het koningschap te ontvangen
en dan terug te keren.
13 Hij riep tien van zijn dienaren.
Hij gaf hen elk een trimesterloon met de opdracht:
Drijf daar handel mee totdat ik terugkom.
14 Zijn landgenoten echter haatten hem
en zonden een gezantschap achterna om te zeggen:
Wij willen niet dat deze man koning is over ons.
15 Toen hij nu terug kwam,
na het koningschap ontvangen te hebben,
liet hij de dienaren aan wie hij het geld had gegeven bij zich roepen
om te weten wie wat verhandeld had.
16 De eerste kwam bij hem en zei:
“Jouw trimesterloon heeft het tienvoudige voortgebracht.”
17 Hij zei tegen hem:
“Uitstekend, goede dienaar,
omdat je in het kleinste trouw bent geweest,
zul je gezag hebben over tien steden.”
18 Toen kwam de tweede en zei:
“Jouw trimesterloon heeft het vijfvoudige voortgebracht.”
19 Ook tegen hem zei hij:
“Ook jij krijgt het over vijf steden.”
20 Nu kwam een ander en zei:
“Ziehier jouw trimesterloon,
ik heb het bewaard, verborgen in een doek.
21 Ik was bang, omdat je streng bent:
je neemt wat je niet hebt gegeven,
je oogst wat je niet hebt gezaaid.”
22 Tegen hem zei de heer:
“Met je eigen woorden zal ik je oordelen, slechte dienaar.
Je meende dat ik een streng mens ben,
die neemt wat ik niet heb gegeven
en oogst wat ik niet heb gezaaid.
23 Waarom heb je mijn geld dan niet bij de bank gegeven,
zodat ik het bij mijn terugkomst met rente kon terugvorderen?”
24 Nu zei hij tegen de omstaanders:
“Neem dat trimesterloon van hem af
en geef het aan wie er tien heeft.”
25 Ze zeiden verbaasd: “Maar heer, hij heeft er al tien!”
26 Ik zeg jullie:
“Aan al wie heeft, zal gegeven worden,
en van al wie niet heeft, zal zelfs wat hij heeft weggenomen worden.
27 En daarnaast: Die vijanden,
die niet wilden dat ik koning over hen ben,
breng ze hier en slacht ze voor mijn ogen af.”
28 Hierna trok hij verder naar Jeruzalem.
We kennen het verhaal. Het is ons meerdere keren verteld om ons goed in te prenten dat we moeten ‘woekeren met onze talenten’. Dat is uiteraard o.k., maar er staat meer.
Het begint ermee dat Jezus aangeeft in welke context hij dit verhaal vertelt, nl. in de sfeer van de eindtijdsverwachting. Hij geeft aan dat er een soort ‘tussentijd’ zal zijn, maar dat die ‘tussentijd’ gespannen moet staan op die ‘eindtijd’.
Die ‘tussentijd’ is de feitelijke tijd waarin ik nu leef; die ‘eindtijd’ is op drie niveaus te lezen: 1° De ‘grote eindtijd’, waarin Jezus zal weerkeren en alles naar G-ds recht zal geoordeeld worden; 2° de ‘eindtijd van mijn leven’, wanneer mijn tijdelijke leven hier op aarde ophoudt en ik opgenomen word in G-ds oneindigheid; en 3° de ‘eind-tijd’ waarin G-d éind-elijk binnen mag komen in mijn leven en daar een ‘eind’ maakt aan mijn ‘ikje’ …
Om het even op welk ‘niveau’ je het bekijkt, is de vraag: Als mij vandaag een trimesterloon in handen zou worden gegeven (bekijk het maar heel letterlijk), wat zal ik er dan mee doen?