Lc.7,11-17 (19/09/2023)
11 De volgende dag trok hij naar een stad die Naïn heet. [ca. 40km ZW van
Kafarnaüm]
Zijn leerlingen en een grote menigte trokken met hem mee.
12 Toen hij de poort van de stad naderde,
– kijk! – werd er een overledene uitgedragen,
de enige zoon van zijn moeder
en zij was weduwe.
Een grote menigte uit de stad was bij haar.
13 Toen de Heer haar zag,
werd hij innerlijk diep bewogen om haar
en zei haar: “Ween niet.”
14 Hij kwam naderbij
en raakte de kist aan. [open kist/draagbaar → onrein]
De dragers hielden halt.
Hij zei: “Jongeling, ik zeg je, sta op.”
15 De dode ging overeind zitten
en begon te spreken,
en hij gaf hem terug aan zijn moeder. [1Kon.17,23; cf. Joh.19,26-27]
16 Ontzag greep allen aan
en zij bleven God loven:
“Een groot profeet is onder ons opgestaan!” en
“God heeft daad-werkelijk omgezien naar zijn volk!”
17 Dit woord over hem
ging rond in heel Judea en omstreken.
Het blijkt het waarmerk van een waarachtige G-d te zijn om “daad-werkelijk om te zien naar zijn volk”. Zo hadden de Israëlieten hem leren kennen in
Egypte, toen Mozes in naam van G-d mocht en kon zeggen: “Ik heb de ellende van mijn volk gezien.” (Ex.3,7) En ook dat lijkt een waarmerk te zijn van een waarachtige G-d: dat hij dat ‘omzien naar’ laat kennen via ménsen, profeten die in zijn naam dit woorden én daden moeten geven. Zo wordt G-d ‘tastbaar’ aanwezig.
Jezus staat duidelijk in die lijn. Zijn nauwe verbinding met G-d doet hem op zo’n manier met mensen omgaan, dat ze in zijn daden herkennen: “G-d heeft daad-werkelijk naar ons omgezien”.
Nu is het ‘alleen maar’ een kwestie van die lijn vérder door te trekken en zelf ook zo’n mensen te worden, die zo nauw in verbinding met G-d leven, dat anderen in ons ‘G-ds omzien’ herkennen. Zullen wij ‘doden opwekken’? Ik ben ervan overtuigd van wel! Misschien niet in fysieke zin, maar wel in de – eigenlijk belangrijker – spirituele zin: wanneer wij ‘halfdode’ mensen (waarvan er op onze dagen véél rondlopen) weer tot Léven wekken door ónze aanwezigheid bij hen!