Lc.7,1-10 (18/09/2023)
1 Nadat hij al deze woorden voleindigd had
ten aanhoren van het volk,
ging hij Kafarnaüm binnen.
2 Een zekere dienaar van de centurio daar [legeroverste over 100 man]
was erg ziek en op het punt te sterven.
Hij was hem zeer dierbaar.
3 Nu had hij gehoord over Jezus
en zond de oudsten [presbyteros] van de Joden naar hem
om hem te vragen zijn dienaar te komen bevrijden.
4 Zij kwamen bij Jezus
en verzochten hem met aandrang:
“Hij is het waard dat je dit voor hem zou doen!
5 Hij heeft ons volk daad-werkelijk lief
en hij heeft zelf de plaats van samenkomst [synagoge] voor ons gebouwd.”
6 Jezus ging met hen mee.
Toen hij niet ver meer van het huis af was,
stuurde de centurio vrienden naar hem om te zeggen:
“Heer, doe geen moeite,
want ik ben te klein dat jij in mijn huis zou binnenkomen.
7 Daarom heb ik me ook niet waardig geacht
zelf naar jou toe te komen.
Maar spreek een woord
en mijn jongen [pais, kan een knecht of een zoon zijn] zal [moet wel] genezen.
8 Want ook ik ben een mens aan wie volmacht werd gegeven.
Ik heb soldaten onder mij
en als ik tot de ene zeg ‘ga’, dan gaat hij,
en tot een ander ‘kom’, dan komt hij,
of tegen mijn dienaar ‘doe dit’, dan doet hij dat.”
9 Toen Jezus dit hoorde,
verwonderde hij zich over hem.
Hij keerde zich naar de menigte die volgde:
“Ik zeg jullie:
Zelfs in Israël heb ik niet zo’n groot vertrouwen gevonden!”
10 Toen zij die uitgestuurd waren naar het huis terugkeerden,
vonden ze de zieke dienaar gezond.
Ook voor Jezus is het even wennen geweest dat goede (= goddelijke) dingen ook door ‘anderen’ (niet-Joden, heidenen) konden gebeuren. Maar hij stelt er zich wel voor open, en dat doet hij door te beginnen met te lúisteren, i.p.v. met zijn eigen ideeën.
Die ‘goede dingen’ gaan hier over iets wat niet spectaculair is, maar blijkbaar wel essentieel voor Jezus: de attente en liefdevolle zorg voor een mens in nood, en dat ‘de ander’ (of ikzelf dus) daar – in vertrouwen – zijn machtspositie voor laat staan om die mens, ook als hij feitelijk zijn ‘ondergeschikte’ is, te zien als mede-mens.
We komen hier opnieuw uit bij de ‘kleine goedheid’, waar we het soms al eens over hadden. Waar ‘kleine goedheid’ gebeurt, gebeurt G-d, ook als dat van een ‘andere, niet-…’ komt! Maar sta ik open genoeg om dat te zíen en te erkennen? Meer nog: sta ik open genoeg om dat voorbeeld te volgen? Jezus zou er alleen maar in bewondering voor staan …