Lc. 5,27-32 (25/02/2023)
Hierna ging hij weg en zag een tollenaar, Levi genaamd, zitten bij het tolhuis.
Hij zei tegen hem: “Volg mij.” Hij stond op, liet alles achter en volgde hem.
Levi liet voor hem in zijn huis een groot feestmaal bereiden en een groot aantal tollenaars en anderen lagen mee met hem aan tafel. De farizeeën en hun schriftgeleerden zeiden morrend tegen Jezus’ leerlingen: “Waarom eten en drinken jullie met tollenaars en zondaars?” Jezus antwoordde hun: “Niet de gezonden hebben een dokter nodig, maar de zieken. Niet om rechtvaardigen te roepen, ben ik gekomen, maar zondaars.”
Het is toch een opvallend feit dat Jezus zelfs onder zijn directe leerlingen – zijn vrienden ook – tollenaars toelaat en zelfs uitnodigt. Tollenaars hadden een zeer kwalijke naam: ze inden belastingen voor de gehate bezetters (de Romeinen) en in nogal wat gevallen bleef er ook nog wat aan hun eigen vingers ‘plakken’. In een zekere mate zou je ze collaborateurs kunnen noemen. Niet direct de voorbeeld-leerling, zou je denken. Zou ik dat soort mensen en ander schorremorrie tot mijn vriendenkring maken, die dan nog mijn zaak moeten uitdragen?
En toch doet Jezus dat! ‘Zijn zaak’ gaat immers niet over ‘goed fatsoen’ of over een ‘successtory’. ‘Zijn zaak’ gaat over Liefde óver al die beperkende grenzen heen. De Goddelijke Liefde die hij in zich draagt wil hij haar helend werk laten doen net daar waar mensen gevangen gezet worden in hun eigen leven of in hoe anderen hen daarop vastpinnen.
En hij doet dat op geen andere wijze dan zich– tegen alle ‘goed fatsoen’ in – toch met die mensen te verbinden. Want verbinding brengt heling.