Lc.10,25-37 (3/10/2022)
Toen stond er een zekere wetgeleerde op en vroeg Jezus, om hem uit te testen: “Meester, wat moet ik doen om deel te krijgen aan het eeuwig leven?” Jezus antwoordde hem: “In de wet, wat staat daar geschreven? Hoe lees jij dat?” Hij antwoordde nu en zei: “Je zult de heer, je God, daadwerkelijk liefhebben, uit heel je hart en heel je wezen, uit heel je kracht en heel je verstand, en je naaste [de mensen rondom je] zoals jezelf.” [Deut.6,5; Lev.19,18] Jezus zei: “Terecht heb je dit geantwoord. Doe dit en je zult leven.”
De wetgeleerde wilde echter zijn vraag verduidelijken en vroeg Jezus daarom nog: “Wie is ‘mijn naaste’?” [“Wie is er vervat in ‘de mensen rondom mij’?”]
Toen vertelde Jezus het volgende:
Op zekere dag ging iemand van Jeruzalem naar Jericho. Onderweg werd hij door rovers overvallen. Ze schudden hem uit en sloegen hem en lieten hem halfdood achter. Toevallig kwam nu ook een priester op dezelfde weg. Toen hij de man in de gaten kreeg, ging hij hem aan de andere kant van de weg voorbij. Ook kwam er een tempelbedienaar langs. Hij ging kijken, maar ging hem ook aan de andere kant van de weg voorbij. Nu kwam er een Samaritaan [vreemdeling] op reis bij die plek. Hij zag de man en raakte diep bewogen. Hij kwam tot bij hem, verbond zijn wonden en goot er olie en wijn over. Dan tilde hij hem op zijn eigen rijdier, bracht hem naar een herberg en zorgde voor hem. ’s Anderendaags gaf hij twee daglonen aan de herbergier en zei hem: “Verzorg hem, en als je meer moet besteden: ikzelf zal het je bij mijn terugkomst betalen.”
Wat denk je: Wie van deze drie is de naaste geworden [Wie van deze drie heeft gestaan rondom …] van de man die in de handen van de rovers viel?”
De wetgeleerde antwoordde: “Degene die hem barmhartigheid heeft gedaan.” Jezus zei nu tegen hem: “Ga, en jij, doe evenzo!”
Een sleutel om dit cruciale verhaal voor Christenen, over de ‘barmhartige Samaritaan’, te begrijpen, is aandachtig het woord ‘naaste’ te beschouwen. De vraag van de wetgeleerde toen is eigenlijk ook onze vraag: “Wie is ‘mijn naaste’?” Ook voor Christenen is het woord ‘naaste’ en ‘naastenliefde’ zó gewoon geworden, dat het een soort objectieve categorie geworden is, waar wij nauwelijks nog bij stilstaan. Mijn naaste, dat is degene aan wie ik goed doe – denken wij – en daarmee sluiten we alle anderen uit!
Met het verhaal van de barmhartige Samaritaan wijst Jezus ons erop dat het eigenlijk omgekeerd is. Mijn naaste is degene aan wie ik goed te doen héb. En ‘mijn naaste’ dat is: degene die zomaar naast mij staat, degene die ik toevallig ontmoet, degene die op mijn weg komt, degene die in mijn weg ligt!
De mensen rondom mij moeten niet mijn naaste worden, dat zijn ze al! Ik moet naaste worden van hén …