Joh.10,22-30 (10/05/2022)
Toen was er in Jeruzalem het Vernieuwingsfeest. Het was winter. [Gr.: egkania < Hebr.: chanoeka, ook Lichtfeest genoemd, feest van de (her)inwijding van de tempel in 164 v.Chr., 8 dagen gevierd beginnend op 25ste Kislev = december] Jezus wandelde in de tempel, in de zuilengang van Salomo.
De Joden omringden hem en vroegen: “Hoe lang hou je ons leven nog in spanning? Als jij de Gezalfde [Christos/Messiah] bent, zeg het ons dan vrijmoedig.”
Jezus antwoordde hun: “Ik heb het jullie gezegd, maar je gelooft het niet. De werken die ik doe in de naam van mijn Vader, die getuigen voor mij. Maar je gelooft het niet omdat jullie niet van mijn schapen zijn: mijn schapen geven gehoor aan mijn stem. Ik ken ze en zij volgen mij. En ik geef ze volheid van leven, in der eeuwigheid gaan ze niet verloren, en niemand zal ze uit mijn hand roven.
Wat de Vader mij gegeven heeft, is groter dan alles, en niemand is bij machte te roven uit de hand van mijn Vader. En ik en de Vader zijn één.”
Hoeveel krediet krijgt Jezus van mij? Wat moet hij nog allemaal zeggen en doen eer ik hem wil geloven? Ik verwacht wél dat hij míj ruimschoots krediet geeft! Ik verwacht dat hij mij van voedsel voorziet; ik verwacht dat hij mij zoekt als ik verloren loop; ik verwacht dat hij mij teder opneemt als ik zelf uit de kudde wegloop; ik verwacht dat hij mijn blatende stem hoort; ik verwacht dat hij mij groene weidegrond geeft; …
Wat geef ik hem ervoor als antwoord? Aanhankelijkheid of koppigheid? Mijn wederliefde of eigenzinnigheid? Vertrouwen of eigengereidheid?
Wat voor bevrijding – ont-spanning – is het als ik éindelijk mij helemaal aan zijn weg durf toe te vertrouwen! Nee, waar dat ergens uitkomt, weet ik niet. Dat moet ik aan hem overlaten, dat krediet moet ik hem geven (het krediet van de controle over mijn eigen leven). Maar het zal een volheid van leven zijn – in de hand van de Vader – die ik mezelf niet eens kan voorstellen!