Joh.10,1-10 (9/05/2022)
“Amen, amen, ik zeg jullie: Wie de binnenhof van de schapen niet binnengaat door de deur, maar binnenklimt langs ergens anders, is een dief, een rover. Maar wie binnengaat door de deur, is de herder van de schapen. Voor hem doet de deurwachter open en de schapen geven gehoor aan zijn stem. Hij roept zijn schapen bij name en leidt ze naar buiten. En wanneer hij alle naar buiten heeft gedreven, gaat hij voor hen uit en de schapen volgen hem omdat ze zijn stem kennen. Maar een ander zullen ze zeker niet volgen; ze zullen van hem wegvluchten omdat ze van de ander de stem niet kennen.”
Deze parabel vertelde Jezus tegen hen, maar ze herkenden niet wat het was dat hij tegen hen zei.
Jezus zei dus opnieuw tegen hen: “Amen, amen, ik zeg jullie: Ik ben de deur voor de schapen. Allen die vóór mij gekomen zijn, waren dieven, rovers, nee, de schapen hebben aan hen geen gehoor gegeven.
Ik ben de deur. Als iemand door mij naar binnen gaat, zal hij bevrijd worden: hij zal in- en uitgaan en weide vinden. De dief komt voor niets anders dan om te stelen, te slachten en verloren te laten gaan. Ik ben gekomen opdat zij leven zouden hebben, en wel in overvloed.”
De hele spiritualiteitsgeschiedenis door – te beginnen vanaf Jezus zelf! – is de houding van de leerling o.a. beschreven met het beeld van het schaap in de kudde (of eruit weg). De twee voornaamste kenmerken zijn dan meestal: zachtmoedigheid en volgzaamheid.
Met beelden lopen we echter een dubbel gevaar: 1° we trekken de vergelijking te ver door, en halen dan kenmerken uit het beeld en projecteren die op de werkelijkheid, en 2° (vaak gekoppeld aan 1°) beelden verschuiven van betekenis door de tijden, mee ingekleurd – of schaamteloos misbruikt – door een bepaalde context. Zo staat er onder geen beding dat Jezus bedoelt dat zijn leerlingen ‘schaapachtig’, ‘slaafs’, ‘onnadenkend kuddebeestig’ moeten hem nalopen!
‘Zachtmoedigheid’ is de bewuste innerlijke moed de zachte krachten de bovenhand te laten krijgen, naar mezelf toe én naar de anderen toe. ‘Volgzaamheid’ is erkennen dat ik er op mijn eentje niet kom, dat het leven groter is dan wat ik er kan van maken of zelfs maar dromen. Ik kom vérder – ik vind leven in overvloed – als ik Iemand volg en dat sámen doe!