Joh.19,25-34 (24/05/2021)
Bij Jezus’ kruis stonden zijn moeder, de zuster van zijn moeder, Maria [de vrouw] van Klopas en Maria van Magdala.
Toen Jezus zijn moeder zag, en naast haar de leerling die hij liefhad, zei hij tegen zijn moeder: “Vrouw, kijk, je zoon!” En daarna zei hij tegen de leerling: “Kijk, je moeder!” En van toen af nam de leerling haar bij zich op.
Hierna, wetend dat alles nu was voleindigd, zei Jezus – opdat de Schrift voleindigd zou worden: “Ik heb dorst.” [Ps.42,3] Er stond daar een kruik met wijnazijn. Ze staken een spons, vol met die wijnazijn, op een hysopstengel en brachten die aan zijn mond. [Ps.69,22] Toen Jezus van de wijnazijn genomen had, zei hij: “Het is voleindigd.”
Toen boog hij het hoofd, en gaf de levensadem over.
Aangezien het voorbereidingsdag was [van de sabbat], bovendien een grote sabbat [van het Paasfeest], wilden de Joden niet dat de lichamen aan het kruis bleven. Daarom vroegen ze aan Pilatus dat hun de benen zouden gebroken worden [waardoor ze sneller stierven] en weggenomen worden. Dus kwamen de soldaten en sloegen zowel van de een als van de ander die met hem gekruisigd waren, de benen stuk. Maar toen ze bij Jezus kwamen en zagen dat hij reeds gestorven was, braken zij van hem de benen niet stuk. Maar één van de soldaten doorstak met een speer zijn zijde. Onmiddellijk kwam er bloed en water uit.
Je zou deze dag op twee manieren het jongste feest van de kerk kunnen noemen. Enerzijds is het pas in 2018 door paus Franciscus op de liturgische kalender gezet. Anderzijds lezen we in dit gebeuren inderdaad, in parallel met het Pinksterfeest zelf, wat men noemt ‘de geboorte van de kerk’.
Onmiddellijk na Jezus’ dood kun je moeilijk van een ‘kerk’ spreken. Het was eerder een stelletje ontredderde angsthazen. Er was een Geest nodig, om hen aan te vuren naar buiten te durven gaan, hun aarzeling te overwinnen en de gloed van G-ds Liefde te laten voelen in de wereld. Én er was een Moeder nodig, om henzélf te laten voelen dat ze bemind waren, dat er voor hen gezorgd werd, dat er vertrouwen in hen gesteld werd, en dat ze, na alle ‘pastorale omzwervingen’ steeds konden ‘thuiskomen’ – op een plek, Maria’s huis, en meer nog bij een mens, Maria’s hart!
Waar een ‘kerk’ (je zou ook kunnen zeggen: elke Christen) verzuimt om het inwendige gebeuren van ‘thuiskomen’ bij zich op te nemen, zal ze vlug in Adem-nood komen!