Donderdag (23/07/2020)
Joh. 15,1-8
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: Ik ben de ware wijnstok en mijn Vader is de wijnbouwer.
Elke rank aan Mij die geen vrucht draagt, snijdt Hij af; en elke rank die wel vrucht draagt zuivert Hij,
opdat zij meer vrucht mag dragen. Jullie zijt al rein dank zij het woord dat Ik tot jullie gesproken heb.
Blijft in Mij, zoals Ik in jou. Zoals de rank geen vrucht kan dragen uit zichzelf,
maar alleen als zij blijft aan de wijnstok, zo jij evenmin, als jij niet blijft in Mij.
Ik ben de wijnstok, jullie de ranken. Wie in Mij blijft, zoals Ik in hem, die draagt veel vrucht,
want los van Mij kunnuen jullie niets. Als iemand niet in Mij blijft, wordt hij weggeworpen als de rank en verdort;
men brengt ze bij elkaar, gooit ze in het vuur, en ze verbranden.
Als jij in Mij blijft en mijn woorden in jou blijven, vraagt dan wat je wilt en je zult het krijgen.
Hierdoor wordt mijn Vader verheerlijkt, dat jij rijke vruchten draagt; zo zal jij mijn leerlingen zijn.
“Ik ben de wijnstok, zegt Jezus, en jullie zijn de ranken.” Jezus verbeeldt zichzelf als stam,
de kern of het levenselixer dat stroomt en leven geeft. Een leven dat mij toestroomt, in verbinding brengt met Hem.
Zo wordt mij duidelijk dat ik of beter dat mijn diepste kern niet mij toebehoort. Neen, het komt me toe, stroomt in mij.
Mijn diepste wezen is ‘toebehoren’, ‘verbondenheid’, ‘relatie’. Ook al steek ik veel tijd en energie in het ontplooien van mezelf,
en ook al pronken wij zo graag met onze hard bevochten autonomie en zijn we vaak overtuigd van de maakbaarheid van ons leven,
toch ben ik in mijn diepste kern ‘van een Ander’. En ik word pas mens, ik word pas ik, als ik mij durf over te geven
en mij laat doorstromen met een leven dat gegeven wordt.
Echt leven wordt dan: ademen, bewonderen, ontvangen, genieten van al wat mij onverwacht en onverdiend wordt gegeven.
Echt leven zal ik maar als ik me durf toe te vertrouwen, durf te verbinden met die stroom van Léven.