Joh.21,20-25 (30/05/2020)
In die tijd, toen Petrus zich omkeerde, zag hij, dat de leerling van wie Jezus veel hield, hem volgde;
dezelfde die ook bij de maaltijd tegen Jezus’ borst had geleund en had gezegd: Heer, wie is het die Jou zal overleveren?
Toen Petrus hem nu zag, vroeg hij aan Jezus: 'Wat dan met hem?' Waarop Jezus hem zei: 'Als ik hem wil laten blijven tot ik kom, is dat jouw zaak?
Jij moet mij volgen!' Zo ontstond onder de broeders het gerucht dat die leerling niet zou sterven. Doch Jezus had hem niet gezegd dat hij niet zou sterven, maar:
'Als ik hem wil laten blijven tot ik kom, is dat jouw zaak?' Dit is de leerling die van deze dingen getuigt en dit geschreven heeft,
en wij weten dat zijn getuigenis waar is. Er zijn nog vele andere dingen die Jezus gedaan heeft. Maar als ze een voor een beschreven worden,
dan zou naar mijn mening zelfs de hele wereld te klein voor de boeken die men dan zou moeten schrijven.
Nadat het gisteren ging over de liefde van Petrus, gaat het vandaag over die van Johannes, “de leerling van wie Jezus veel hield”.
Hoewel liefde altijd gaat over wederzijdsheid, lijken de rollen hier toch omgedraaid. Waar aan Petrus eerst gevraagd wordt zijn liefde te géven,
lijkt Johannes die eerst te kríjgen. Maar dat is enkel het eerste zicht.
Petrus heeft Jezus’ liefde al lang gekrégen! Bij zijn roeping als apostel al, maar zeer indringend net door het stellen van die vraag naar zíjn liefde voor Jezus,
misschien maar enkele dagen na zijn verloochening! Wat een overstelping van liefde: aan Petrus wordt niets aangerekend! Alleen de vraag gesteld:
met de liefde die je kríjgt, wat zul je ermee doen?
En aangezien liefde altíjd ontvangen en geven is, gebeurt hetzelfde bij Johannes – maar op zijn heel eigen wijze.
De wederzijdse liefde met Jezus mag blijkbaar zo uniek zijn als de mens zelf. Er blijken geen woorden te hoeven tussen Jezus en Johannes.
Hij ‘weet’ dat hij bemind is. En zijn wederliefde? … geeft hij in woorden … aan anderen (ook ons): het ware getuigenis van die liefde, in zijn Evangelie en brieven … “opdat ook zij zouden geloven”.