Joh.16,29-33 (25/05/2020)
In die tijd zeiden de leerlingen tot Jezus: 'Kijk, nu spreek jij onomwonden en gebruikt geen enkel beeld.
Nu zien wij dat jij alles weet. Het is voor jou niet nodig dat iemand jou ondervraagt. Wij geloven daarom dat jij van God zijt uitgegaan.'
Jezus antwoordde hen: 'Geloof je nu? Zie, er komt een uur, ja het is er al, dat jij naar alle kanten verstrooid wordt en mij alleen laat.
Toch ben ik niet alleen want de Vader is met mij. Dit heb ik je gezegd, opdat jij vrede zoudt bezitten in mij.
Weliswaar leef jij in de wereld in verdrukking, maar hebt goede moed: Ik heb de wereld overwonnen.'
Als wij als leerling innig verbonden leven met de mens Jezus – meegaan, luisteren naar zijn menselijke woorden (en die leren spreken),
kijken naar zijn menselijk omgaan (en zó leren omgaan met mensen) – komt het als vanzelf dat wij gaan inzien en ervan te getuigen: díe mens is van God uitgegaan!
Maar die innige verbondenheid raken wij makkelijk kwijt. Wij leven verstrooid in de wereld. ‘Verstrooid’ lijkt een mentaal iets te zijn,
maar start bij het letterlijk versnipperd bezig zijn met allerlei dingen die onze aandacht schijnen op te eisen. ‘De wereld’ schreeuwt om ter luidst en trekt aan ons.
Zo raken wij “verstrooid naar alle kanten” … en blijft Jezus alleen.
Maar zelfs dan mogen wij goede moed bewaren! “Jezus heeft de wereld overwonnen.” Het is duidelijk dat dit niet gaat over een wereldse overwinning, maar over welke dan wel?
Het lijkt om die verbondenheid te gaan. “Toch ben ik níet alleen, de Vader is met mij.” Dit blijkt een verbondenheid te zijn die onverwoestbaar is
én die Jezus blíjft beleven naar de mensen toe – wat er ook gebeure.
Hoezeer wijzelf misschien ook verstrooid raken, hij ‘verzamelt’ ons …