Joh.6,35-40 (17/04/2024)
35 En Jezus zei:
“Ik ben het brood ten leven.
Wie naar mij toe komt, zal geen honger meer hebben,
en wie in mij vertrouwt, zal nooit meer dorst hebben.”
36 “Maar ik heb je al gezegd
dat jullie niet vertrouwen,
ook al hebben jullie mij gezien.
37 Al wie de Vader mij geeft, zal naar mij toe komen,
en wie naar mij toe komt, zal ik onder geen beding verwerpen.
38 Want ik ben van de hemel neergedaald,
niet om mijn eigen wil te doen,
maar de wil van wie mij gezonden heeft.
39 En dit is de wil van wie mij gezonden heeft:
dat ik van allen die hij mij gegeven heeft
niemand verloren laat gaan,
maar hen doe opstaan op de ultieme dag.
40 En dit is de wil van wie mij gezonden heeft:
dat ieder die de Zoon ziet en in hem vertrouwt,
het volle leven heeft
en ik zal hem doen opstaan op de ultieme dag.”
Johannes schrijft verder aan Jezus’ redevoering over: brood, honger die niet meer zal zijn, vertrouwen en het niet kunnen vertrouwen. Hij spreekt over de Vader en de Zoon, over het volle leven en opstaan op de ultieme dag … Geen eenvoudige zaken die Johannes vanuit zijn eigen beleving aan ons probeert mee te geven. Of is het toch eenvoudiger dan wij denken.
Het draait allemaal om een leven vanuit een intense verbondenheid en van daaruit niet anders meer te kunnen dan de wil te doen van Degene waarmee je verbonden bent. Niet langer je eigen goesting doen; niet langer je laten richten door je eigen verlangens, maar wel door de wil van de Vader – onze Vader … Als je die sprong waagt, zal er niemand nog verloren gaan en komt eenieder tot z’n recht. Niemand wordt dan nog verworpen, aan de kant geschoven of genegeerd. Iedereen zal opstaan en alle ruimte van leven krijgen. Leven vanuit die G-dsverbondenheid doet jou en de mensen met wie jij verbonden bent voluit leven, niet alleen later, ooit eens, maar hier en nu, vandaag!