Verbonden Leven

Joh.13,21-33.36-38 (26/03/2024)

21    Toen Jezus dit zei,
       raakte zijn innerlijk sterk beroerd
       en hij getuigde:
       Amen, amen, ik zeg jullie:
       Eén van jullie zal mij uitleveren.”
22    De leerlingen keken naar elkaar
       in vertwijfeling over wie hij dit zei.
23    Eén van zijn leerlingen
       – de leerling die Jezus liefhad –
       lag aan zijn borstzijde.
24    Simon Petrus wenkte hem
       om hem te vragen wie het was over wie hij dit zei.
25    Hij leunde dus tegen Jezus’ borst en vroeg:
       “Heer, wie is het?”
26    Jezus antwoordde:
       “Het is degene aan wie ik het stuk brood zal geven
       dat ik zal indopen.”
       En hij doopte het stuk brood in
       en gaf het aan Judas, [de zoon] van Simon van Keriot.
27    En na dit stuk brood
       ging de tegenstander [satan] in hem.
       Jezus zei:
       “Wat je te doen hebt, doe dat snel.”
28    Niemand van de aanliggenden begreep wat hij zei.
29    Sommigen dachten dat Jezus hem opdroeg
       te kopen wat nodig was voor het feest
       of dat hij iets aan de armen moest geven,
       omdat Judas de geldbeurs had.
30    Nadat hij het stuk brood tot zich had genomen,
       ging hij onmiddellijk weg.
       Het was nacht.
31    Toen hij was weggegaan, zei Jezus:
       “Nu komt de grootsheid van de mensenzoon aan het licht,
       en in hem de grootsheid van God.
32    Als Gods grootsheid in hem aan het licht komt,
       zal God ook hem in die grootsheid laten delen,
       en wel onmiddellijk.
33    Kinderen, nog maar een korte tijd ben ik bij jullie.
       Je zult mij zoeken,
       maar zoals ik al zei tegen de Joden
       ‘waarheen ik ga, kunnen jullie niet komen’,
       zo zeg ik het nu ook tegen jullie.”
36    Simon Petrus vroeg hem:
       “Heer, waar ga je heen?”
       Jezus antwoordde hem:
       “Waar ik heen ga, kun je mij nu niet volgen.
       Later zul je mij volgen.”
37    Petrus zei opnieuw:
       “Heer, waarom kan ik je nu niet volgen?
       Mijn leven wil ik voor je geven!”
38    Jezus antwoordde:
       “Jij wil je leven voor mij geven?
       Amen, amen, ik zeg je:
       Nog voor een haan kraait,
       zul je mij driemaal verloochend hebben.”

Met deze woorden zijn we al aanwezig op het Laatste Avondmaal. Jezus stelt zichzelf er heel duidelijk mee in de grote traditie van zijn volk, terwijl hij tegelijk weet dat hij door datzelfde volk verworpen zal worden. Hij gebruikt er Psalmwoorden voor (Ps.41,10) omdat ze zijn eigen ervaring met de mensen weerspiegelen. Wie is vriend, wie is vijand? Dat is niet zomaar zo duidelijk. Daar kun je je wel eens aan mispakken.
Toch heeft hij ze allen aan tafel uitgenodigd. Toch heeft hij ze allen het brood aangereikt – zijn eigen leven. Toch heeft hij ze allen de voeten gewassen … én heeft hij ze vrienden genoemd!
‘Vriend’ worden we niet omdat we er zelf toe beslissen de ander tot vriend te ‘nemen’, maar omdat de ander bereid is onze on-vriend-elijkheden te vergeven …
Het klinkt een beetje een simpele boodschap voor dit Laatste Avondmaal. Dat het dat níet is, weet je als je het – zoals Jezus – eens probeert!