1Joh.4,19 – 5,4 (6/01/2022)
Wij hebben lief omdat God ons het eerst heeft liefgehad.
Als iemand zegt: ‘Ik heb God lief,’ maar hij haat zijn broeder of zuster, is hij een leugenaar. Want iemand kan onmogelijk God, die hij nooit gezien heeft, liefhebben als hij de ander, die hij wel ziet, niet liefheeft. We hebben dan ook dit gebod van Hem gekregen: wie God liefheeft, moet ook de ander liefhebben.
Ieder die gelooft dat Jezus de christus is, is uit God geboren, en ieder die de Vader liefheeft, heeft ook lief wie uit Hem geboren zijn. Dat wij Gods kinderen liefhebben weten we doordat we God liefhebben en zijn geboden naleven. Want God liefhebben houdt in dat we ons aan zijn geboden houden. Zijn geboden zijn geen zware last, want ieder die uit God geboren is, overwint de wereld. En de overwinning op de wereld hebben wij behaald met ons geloof.
Zien en liefhebben; het lijkt een niet zo’n vanzelfsprekende combinatie. Alhoewel, zeggen wij ook niet ‘ik zie jou wel zitten’? – En dan bedoelen we niet dat we iemand letterlijk zien zitten hebben. Dat ook wel, maar dat is niet voldoende. Je moet ‘meer’ ‘gezien’ hebben. Maar om dat ‘meer’ te zien moeten we dus liefhebbend kijken.
Je kunt de zaak ook omdraaien: wie liefhebbend kijkt naar even-mensen, zál meer zien! – en dáár gebeurt G-d onder mensen, zo drukt Johannes ons eens te meer op het hart. Het is ijdele vrome praat over ‘G-d liefhebben’ te spreken als je de mensen rondom niet liefhebt. En het gaat dan wel degelijk over de heel concrete mensen dichtbij je, en niet enkel over een vaag ‘ik zie alle mensen graag’.
De concrete, daad-werkelijke liefde voor even-mensen, is een bijzonder sterke, want goddelijke kracht. Ze overwint wat dan ook in de wereld! Ze kan zélfs mijn ongeloof overwinnen dat G-d mij het éérst heeft liefgehad …