Verbonden Leven

Psalmen4

Psalm 105

Psalm 105

Loof de Heer, zing en speel voor Hem;
maak zijn machtige daden bekend!
Beroem je op zijn heilige Naam;
wees blij van hart, jullie die de Heer zoeken.

Vraag naar de Heer en zijn Kracht,
zoek zijn Nabijheid bestendig.
Gedenk de wondere tekens die Hij gaf,
nageslacht van Abraham, zijn dienaar.

Hij is de Heer, onze God,
over heel de aarde gaat zijn Woord.
Voor altijd her-innert Hij zich zijn verbond,
zijn Woord dat Hij gaf voor duizend geslachten,

zijn verbond met Abraham, Isaak en Jakob
en voor heel hun nageslacht:
"Ik geef je een plek om te wonen,
goed land om te aarden."

Zijn volk was toen nog gering in getal,
en vreemdeling nog in het land.
Ze trokken rond van streek tot streek,
zwervend, zonder eigen woonplaats.

Maar Hij stond niet toe dat iemand hen verdrukte,
Hij bestrafte koningen omwille van hen:
"Raak niet aan mijn gezalfden,
doe mijn profeten geen kwaad!"

Toen kwam er hongersnood in het land,
maar Hij zond iemand voor hen uit:
Jozef, die als slaaf werd verkocht en geboeid,
tot gebeurde wat hij had voorzegd.

Het Woord van de Heer sprak hem vrij.
Farao liet hem bevrijden.
Hij stelde hem aan als heer van zijn huis
en heerser over zijn goed.

Zo kwam Gods volk naar Egypte
en mocht er als vreemde verblijven.
Hij maakte zijn volk zeer vruchtbaar,
zodat ze het gingen verdrukken.

Ze keerden hun hart tegen zijn volk,
maar Hij zond Mozes, zijn dienaar, en Aäron.
Zij kondigden wondere tekens aan,
machtighe daden die de verdrukkers troffen.

Zo leidde Hij heel zijn volk uit het land,
beangstigd Egypte blij om hun vertrek.
Hij spreidde een wolk als bescherming
en een vuur om de nacht te verlichten.

Ze vroegen - en Hij bracht hen voedsel;
met brood uit de hemel verzadigde Hij hen.
Een rots brak Hij open en het water vloeide,
een rivier stromend in dor land.

Ja, Hij her-innert zich zijn heilig Woord,
zijn trouw aan Abraham, zijn dienaar.
Hij deed het volk in vreugde uittrekken,
zijn nageslacht in gejuich.

En Hij gaf hen een plek om te wonen,
goed land om te aarden.
Opdat zij zijn geboden trouw zouden zijn,
zijn Wijzingen volgen. Halleluja!

 

 

 

(Gezongen door zusters van de St.-Trudoabdij, met citerbegeleiding)

 

Aanzet Psalm 105 

Onze psalmist verkeert in jubelende sferen: Loof de Heer – Beroem je op zijn Naam – Vraag zijn Kracht – Gedenk zijn wondere tekens. Want God her-innert zich zijn verbond:

‘Ik geef je een plek om te wonen,
goed land om te aarden.’

Aan Abraham werd beloofd: een volk, ontelbaar groot, én een land voor dat volk om in te wonen. De psalm legt de nadruk op het tweede, maar het moge duidelijk zijn dat het land in functie staat van het volk. En dat volk jubelt omdat God zijn belofte aan Abraham trouw bleef.
En dan beschrijft de psalmist de hele weg, van Abraham en Sara tot aan het volk dat leeft in het beloofde land. Als je die hele geschiedenis van het volk overschouwt, dan is er terecht reden te over om te jubelen. Maar mij viel op hoe er zoveel ‘negatieve’ zaken tussen zitten, helemaal niet zo rooskleurig:

- Abraham en Sara waren nomaden. Ze hadden geen land … en geen kinderen, en dat tot op heel hoge leeftijd.
- Het volk was gering en zwierf van streek tot streek, zonder eigen woonplaats.
- Dat kleine, zwervende volk kwam wel eens in conflict met andere volkeren die op datzelfde land leefden. Het had heel makkelijk van de aardbodem weggevaagd kunnen worden.
- Een van hen, Jozef, werd als slaaf verkocht.
- En toen kwam er hongersnood.
- Het volk kwam naar Egypte, werd er groot en werd juist daarom verdrukt en in slavernij geduwd.
- Hij leidde het volk weg uit Egypte, de woestijn in, en dat veertig jaar lang.

Als je het verhaal van het volk Gods in kleine stukjes breekt, passend voor één mensenleven, dan zie je niet die ‘grote daden Gods’. Je ziet een hoop ellende, en wellicht ook hier en daar kleine stukjes gelukkig leven. Als je het verhaal breekt in stukjes op mensenmaat, dan zie je nog niet dat iets wat eerst negatief leek, plots juist heel veel zin krijgt en een scharnier blijkt in het verhaal van God met mensen.
Ik haal er eentje uit: Jozef werd als slaaf verkocht. Wat een ellende moet dat hebben gegeven op het moment dat het gebeurde. Voor Jozef zelf, in de eerste plaats, maar ook voor zijn vader. Het zal je maar overkomen dat één van je kinderen – ja, zelfs je lieveling, als je heel eerlijk bent – er plots niet meer is. En ik denk dat ook de broers, die de slavernij van Jozef op hun geweten hebben, niet zomaar vrijuit verder konden leven. Op één of andere manier werd het leven van elk van de spelers in het verhaal een hel.
Pas als je het grotere geheel kunt overschouwen, blijkt dat die ellende niet het einde is. Het blijkt integendeel een noodzakelijke scharnier in het verhaal van God en zijn volk. Zonder die schakel in het verhaal zou het prille Godsvolk omgekomen zijn in de hongersnood.

Ik denk dat ieder van ons zo’n verhaal zou kunnen vertellen over het eigen leven. Je zou je eigen verhaal, op zoek naar een ‘plek om te wonen’, zo kunnen vertellen dat Gods bezig zijn met jou erin tot uitdrukking komt. Plots blijken moeilijke momenten, minder mooie kantjes, strubbelingen met God en met de mensen, … deel uit te maken van wie jij dag na dag mag worden.
Ik probeer het alvast zelf eens even:

- Toen mijn ouders elkaar leerden kennen, was het nog niet zo evident dat ze met elkaar zouden trouwen. Immers, in het gezin van mijn vader werd trouwen op je 23ste als veel te jong ervaren. Papa’s broers en zussen zijn allemaal heel laat getrouwd, zijn oudste broer zelfs pas toen hij 40 geworden was. En mijn grootouders vonden ook dat nog te vroeg. Maar mama stond erop: we trouwen nu of we trouwen niet. Als het dat laatste was geworden, dan zou ik niet hebben bestaan. Maar ’t werd het eerste. Papa ging eerst naar de pastoor, legde een trouwdatum vast, en ging toen pas thuis vertellen hoe laat het was …

- Op school had ik nooit veel vrienden, in de lagere school al niet en in de secundaire school nog veel minder. Ik werd er gepest, ik paste niet in het wereldje van mijn klasgenoten. Ik hield van de school omdat ik er kon leren, maar ik haatte de speeltijden. Daar stond ik zichtbaar helemaal alleen. Achteraf kan ik zeggen dat ik daar leerde alleen te staan en eigen keuzes te maken, tegen de gangbare tendensen in. Dat ik nu ben wie ik ben en doe wat ik doe, dat is daar begonnen. Toen zag ik dat niet, nu wel.

- Ik ging muziek studeren, en was daar helemaal niet zo goed in. Het was een taaie tijd, waarin ik mij, als kleine muzikant, zo goed als mogelijk schoolde. Ik moest er heel veel voor doen, het ging helemaal niet vanzelf. En juist daarin leerde ik wat nodig is om te musiceren met heel gewone mensen. Was ik niet zo’n grote muzikant, ik werd er een des te betere pedagoog door. Dat vertaalt zich tot op vandaag in de manier waarop ik dirigent ben, nu zelfs met mensen met een visuele beperking, die niet eens kunnen kijken naar hun dirigent. De pedagoog-muzikant in mij haalt het beste in hen naar boven.

- Mijn werkend leven zou ik kunnen bekijken als een aaneenschakeling van ‘mislukken’. Ik gaf muziekles in diverse secundaire scholen. Nooit had ik een fulltime, en op zes jaar tijd stond ik in minstens tien scholen over het West-Vlaamse land verspreid. Dan maar een overstap gemaakt naar het pastorale werkveld, eerst parttime en daarna fulltime. Tot het mij ook daar niet meer lukte: burn-out. Vandaar naar een job als opvoeder bij mensen met visuele en andere beperkingen. Al gauw bleek dat die job mij onvoldoende te eten gaf. Terwijl ik fulltime aan het werk was, ging ik ook weer studeren. Net toen ik hoopte mijn bijberoep als gezondheidsbegeleider te kunnen uitbouwen, brak corona uit. Ik mocht niet meer doen wat ik het liefste wilde doen. En toen kreeg ik de kans om bij Licht en Liefde het middenkader te vervoegen. Ik zou dus mijn werkend leven als een aaneenschakeling van ‘mislukken’ kunnen bekijken, maar ik zou er ook een groeiende lijn in kunnen zien van telkens weer een stukje zelfontplooiing en stilaan toegroeien naar ‘God-weet-wat-het-leven-nog-voor-mij-in-petto-heeft’. Als ik dat eerste als hoofdtoon ervaar, dan voel ik me beslist ongelukkig. Als ik dat laatste op het spoor kom en me eraan overgeef, dan kan ik niet anders dan geloven dat ook ik een Godsgeschenk gekregen heb, een plek om te wonen.

Tot zover mijn eigen verhaal. Mag ik je uitnodigen ook jouw leven eens van dichterbij te bekijken, er de scharniermomenten in op te zoeken en te zien hoe zij jou hebben gemaakt tot wie jij nu mag zijn. Misschien ontdek ook jij daarin hoe God zijn belofte waarmaakt:

‘Ik geef je een plek om te wonen,
goed land om te aarden.’