Zoek
Zoektip
Zoektip:
tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel)
Lc.10,25-37 (4/10/2021)
Toen stond er een zekere wetgeleerde op en vroeg Jezus, om hem uit te testen: “Meester, wat moet ik doen om deel te krijgen aan het eeuwig leven?” Jezus antwoordde hem: “In de wet, wat staat daar geschreven? Hoe lees jij dat?” Hij antwoordde nu en zei: “Je zult de heer, je God, daadwerkelijk liefhebben, uit heel je hart en heel je wezen, uit heel je kracht en heel je verstand, en je naaste [de mensen rondom je] zoals jezelf.” [Deut.6,5; Lev.19,18] Jezus zei: “Terecht heb je dit geantwoord. Doe dit en je zult leven.”
De wetgeleerde wilde echter zijn vraag verduidelijken en vroeg Jezus daarom nog: “Wie is ‘mijn naaste’?” [“Wie is er vervat in ‘de mensen rondom mij’?”] Toen vertelde Jezus het volgende:
Op zekere dag ging iemand van Jeruzalem naar Jericho. Onderweg werd hij door rovers overvallen. Ze schudden hem uit en sloegen hem en lieten hem halfdood achter. Toevallig kwam nu ook een priester op dezelfde weg. Toen hij de man in de gaten kreeg, ging hij hem aan de andere kant van de weg voorbij. Ook kwam er een tempelbedienaar langs. Hij ging kijken, maar ging hem ook aan de andere kant van de weg voorbij. Nu kwam er een Samaritaan [vreemdeling] op reis bij die plek. Hij zag de man en raakte diep bewogen. Hij kwam tot bij hem, verbond zijn wonden en goot er olie en wijn over. Dan tilde hij hem op zijn eigen rijdier, bracht hem naar een herberg en zorgde voor hem. ’s Anderendaags gaf hij twee daglonen aan de herbergier en zei hem: “Verzorg hem, en als je meer moet besteden: ikzelf zal het je bij mijn terugkomst betalen.”
Wat denk je: Wie van deze drie is de naaste geworden [Wie van deze drie heeft gestaan rondom] van de man die in de handen van de rovers viel?” De wetgeleerde antwoordde: “Degene die hem barmhartigheid heeft gedaan.” Jezus zei nu tegen hem: “Ga, en jij, doe evenzo!”
“Wie ‘is’ mijn naaste?” vroeg de wetgeleerde. Maar Jezus verandert heel subtiel de vraag “Wie van deze drie is de naaste ‘geworden’?”. Naaste ’ben’ je dus niet, maar je ‘wordt’ het.
Naaste word je
• als je de ander écht ziet, je door hem laat raken en je door hem in beweging laat zetten;
• als de ander het tempo, de richting en de relatie mag bepalen; als niet langer jouw ego, jouw agenda of jouw angst je leven richting geven maar wel de ander in al zijn kwetsbaarheid;
• als je het bij de ander uithoudt, liefdevol en trouw;
• als je betrokken blijft zolang het nodig is om de ander opnieuw te doen leven.
Het is dus niet de hulpbehoevende die naaste is, maar je wordt naaste door je te ‘ontfermen over’. Naaste worden vertrekt dus bij het appél van de ander: hij maakt jou tot naaste en zet je in beweging om in G-ds naam barmhartigheid te doen.
Lc.11,29-32 (11/10/2021)
Toen er steeds meer mensen zich rondom hem bijeendrongen, zei Jezus: “Deze generatie is een slechte generatie. Ze verlangt een teken, maar er zal haar geen ander teken gegeven worden dan het teken van Jona, de profeet. Zoals Jona een teken was voor de bewoners van Nineve, zo zal ook de mensenzoon dat zijn voor deze generatie.
Bij het oordeel zal de koningin van het zuiden opstaan samen met deze generatie en zij zal haar veroordelen. Want zij kwam van de uiteinden van aarde om de wijsheid van [koning] Salomo te horen. Kijk dan toch! Hier is méér dan Salomo!
Bij het oordeel zullen de bewoners van Nineve opstaan samen met deze generatie en zij zullen haar veroordelen. Want zij hebben zich bekeerd door de prediking van Jona. Kijk dan toch! Hier is méér dan Jona!”
Hoe staat het met ónze generatie? We moeten er ons geen illusies over maken dat we het beter doen dan in Jezus’ tijd. Het ziet er niet naar uit dat wij beter ‘de tekenen van de tijd’ hebben leren zien.
Ook ons zal geen ander teken gegeven worden dan dat van ‘Jona’. Dat zijn mensen die met een profetische blik zien wat fout loopt in een maatschappij en dat met kracht aanklagen, maar die als mens (natuurlijk) gebreken hebben, wat dan als makkelijk excuus gebruikt wordt om de boodschap aan de kant te schuiven.
Ook zal ons geen ander teken gegeven worden dan dat van ‘de koningin van het zuiden’. Dat zijn mensen die ergens, op een of andere voor ons onbekende manier, wijsheid hebben verworven en daar verre tochten voor over hebben om die te laten aanvullen met nieuwe inzichten. We vinden hen excentriek, en dan hoeven we niet meer te luisteren.
Nochtans krijgen wij elke dag opnieuw het ‘teken van Jezus’. Dat is het ‘kruis’ – éigenlijk niet moeilijk te herkennen: het staat overal waar Liefde en Lijden (als twee-eenheid) ons appelleren …
Lc.12,35-38 (19/10/2021)
“Laat jullie lendenen omgord zijn [klaar voor het werk] en jullie lampen brandend [waakzaam op wat komt]. Wees als mensen die hun heer, die terugkomt van een feest, verwachten en onmiddellijk open doen wanneer hij aanklopt. Gezegend de dienaars die de heer wakende vindt wanneer hij thuiskomt.
Zeker, zeg ik jullie: Híj zal zich omgorden, hen aan tafel uitnodigen en hen bedienen. Ja, zelfs als hij pas komt midden in de nacht, of misschien pas aan het einde van de nacht, gezegend de dienaars die hij zó vindt.”
Het leven gaat almaar sneller. Is het daarom dat vandaag de dag wachten door vele mensen ervaren wordt als tijdverlies, als een ’zinloze’ vertraging van iets waarnaar je verlangt? Nochtans zou wachten ook een ‘werk’woord kunnen zijn waar je actief mee aan de slag gaat, dan wordt het een ‘zinvolle’ vertraging. Je creëert de tijd om waakzaamheid aan te scherpen en voorbereidingen te treffen.
Het is niet alledaags en het vraagt keuzes, zo tijd te nemen om je klaar te maken en je met heel je wezen te richten op wie of wat er komt. Het vraagt engagement. Het is een leven met een open blik op de wereld en op je medemens.
Een oproep dus om wakkere en alerte mensen te worden om het gelaat van G-d te zien oplichten in het gelaat van je medemens. Het is immers daar, bij de mens tegenover jou, dat hij telkens weer aanklopt.
Zal je open doen? Ben je bereid?
Laat we onze lendenen omgorden en onze lampen brandend houden, levend van de belofte dat hij zál komen!
Lc.13,22-30 (27/10/2021)
Verder onderweg naar Jeruzalem, trok Jezus door steden en dorpen en gaf daar onderricht.
Iemand vroeg hem: “Heer, zijn het er weinig die bezig zijn gered te worden?”
Hij zei tegen allen: “IJver ervoor om binnen te gaan door de nauwe deur, want ik zeg jullie: Velen zullen trachten er binnen te gaan, maar niet in staat zijn. Wanneer de heer des huizes zal zijn opgestaan en de deur heeft gesloten, zullen jullie buiten staan en kloppen op de deur: “Heer, doe open voor ons!” Dan zal hij antwoorden: “Ik weet niet van waar jullie zijn.” Dan zullen jullie zeggen: “In jouw bijzijn hebben wij gegeten en gedronken en in onze straten heb je onderricht gegeven.” Maar hij zal antwoorden: “Ik weet niet van waar jullie zijn. Weg van mij! – die ongerechtigheid doen. [Ps.6,9] Daar zal het weeklagen en tandenknarsen zijn, wanneer jullie Abraham, Isaak en Jakob en al de profeten in het koninkrijk van God zien, terwijl jullie zelf buiten geworpen zijn. Zíj zullen komen van oost en west, van noord en zuid, en zíj zullen aan tafel gaan in het koninkrijk van God.
Kijk! Er zijn laatsten die eersten zullen zijn, en eersten die laatsten zullen zijn.
Van bij het begin wordt de achtergrond van de vraag ‘Heer, zijn het er maar weinig die gered worden’ duidelijk gesteld, nl. Jezus’ leven. Hij gaat, onderricht en verkondigt daad-werkelijk G-ds Liefde op zijn weg naar Jeruzalem. (Daar, op het einde van zijn tocht, zal hij zelf door de nauwe deur van lijden en dood gaan.) Het valt me op dat Jezus niet antwoordt op de vraag. Hij verplaatst als het ware onmiddellijk het accent van een eventuele beloning naar de realiteit van het hier en nu, naar datgene waartoe wij geroepen zijn, nl. ons richten op G-d om ons te engageren voor een wereld van gerechtigheid (zoals Jezus het voorleeft). M.a.w. koester je niet in valse zelfgenoegzaamheid. Verschuil je niet achter theologische invullingen. Het enige wat telt, is: beoefen de naastenliefde, doe gerechtigheid (zoek de rechte weg, G-dgericht) en doe dit hier en nu. Het gaat niet over een andere wereld dan de onze, het is het ‘volmaken’ van deze onvolmaakte wereld. Al de rest is bijkomstig.
Lc.14,15-24 (2/11/2021)
Eén van de tafelgenoten hoorde dit en beaamde: “Gezegend wie mag maaltijd houden in het koninkrijk van God!”
Jezus antwoordde hem: “Iemand richtte een groot gastmaal in en had veel mensen uitgenodigd. Op het uur van het gastmaal zond hij zijn dienaar om de genodigden te melden: “Kom, alles is bereid.” Maar onverwacht begonnen zij allen zich te verontschuldigen: “Ik heb een akker gekocht en ik moet die gaan bekijken; ik vraag je mij te willen verontschuldigen.” “Ik heb vijf ossenspannen gekocht en moet die gaan proberen; verontschuldig mij.” “Ik ben pas getrouwd, daarom kan ik niet komen.” Bij thuiskomst meldde de dienaar dit aan zijn heer. Die werd woedend en zei nu tegen zijn dienaar: “Ga vlug naar de pleinen en stegen van de stad. De armen en gebrekkigen, de lammen en de blinden, breng ze hier binnen!” De dienaar zei: “Heer, wat je opgedragen hebt, is gebeurd, en nog is er plaats.” De heer zei tot de dienaar: “Ga naar de wegen en paden buiten de stad en nodig de mensen met aandrang uit binnen te komen, zodat mijn huis vol raakt. Want ik zeg jullie: Niemand van wie uitgenodigd waren, zullen proeven van mijn gastmaal.”
Net als gisteren klinkt ook vandaag: “Gezegend wie…”. Dus: en marche! Vooruit, op weg ermee!
Het enige wat je moet doen, is komen, want alles is al bereid. De vraag is of ík bereid ben?
Eén voor één klinken de verontschuldigingen (heel herkenbaar): “Ik heb, ik moet, ik vraag … “ . Al die ikkige doenerigheid verhindert mensen om in te gaan op de uitnodiging. ”Sorry maar jij past nu niet in mijn agenda. Er moet (?) nog zoveel.”
Gevolg: zij die genodigd waren zullen niet mee feesten. Zij zullen de smaak van het koninkrijk niet proeven.
Anderen, nl. zij die in de ogen van de goegemeente niet thuis horen in de actieve – de ‘normale’ – maatschappij, worden aangesproken. Zij die rondhangen op pleinen en in stegen, worden met aandrang gevraagd om binnen te komen en mee aan te schuiven aan de tafel. Zij zullen de smaak van G-ds rijk kunnen proeven.
En … er is nog plaats!
Lc.17,1-6 (8/11/2021)
Tegen zijn leerlingen zei hij nu: “Het is onvermijdelijk dat er struikelstenen komen, maar wee degene door wie ze komen. Het is beter voor hem dat een molensteen rond zijn nek wordt gelegd en hij in zee wordt gegooid, dan dat hij ook maar één van de kleinen doet struikelen.”
“Neem jezelf in acht! Als je broer zondigt, wijs hem terecht; en als hij zich toekeert, vergeef hem. Zelfs als hij zeven keer op een dag tegen je zondigt, maar zeven keer keert hij zich weer naar je toe, dan moet je hem vergeven.”
Nu zeiden de apostelen: “Heer, vergroot ons vertrouwen!” De Heer zei: “Als jullie vertrouwen hadden zoals een mosterdzaadje, zouden jullie tegen deze boom zeggen: ‘word ontworteld en geplant in de zee’, en hij zou jullie gehoor geven.”
We hebben Jezus niet nodig om te weten dat we wel (meer dan) eens struikelen! ☹ Het is een geruststelling dat Jezus zegt dat dat onvermijdelijk is. Het leven is nu eenmaal een hobbelig pad.
We zouden er ons vandaag makkelijk van af kunnen maken met te denken: Oef, Jezus heeft compassie met ons en zal ons wel vergeven (zoals hij zelf verkondigt). ’t Zijn de mensen die die struikelstenen in mijn leven léggen die ervan langs zullen krijgen.
Zelfs bovenstaande is al kort door de bocht, alsof we niet mínstens zouden moeten proberen niet ‘de ezel uit te hangen’ en geen twee maal over dezelfde steen te struikelen? Maar we zouden ons vanuit dezelfde evangelische boodschap ook de vraag moeten durven stellen: In wiens leven lég ík struikelstenen? Dat doen we ongetwijfeld meer dan we denken, meer dan we willen, meer dan we in de gaten hebben … maar ondertussen liggen ze er wel en zijn er anderen die erover struikelen!
Als we groter vertrouwen vragen, dan mag dat zijn om weer op te staan nadat we gestruikeld zijn, maar ook om met meer durf te zien waar wij struikelstenen léggen.