Verbonden Leven

Zoek

Zoektip

Zoektip:

tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel) 

Lc.11,27-28 (15/08/2024)

27    Toen hij zo aan het spreken was,
       verhief een vrouw uit de menigte haar stem
       en zei hem:
       “Zalig de schoot die jouw gedragen heeft
       en de borsten waaraan jij hebt gedronken!”
28    Jezus antwoordde:
       “Ja, sterker nog:
       Zalig wie luisteren naar Gods woord
       en het be-waren!”

Twee uitspraken die allebei geldig zijn voor Maria, wiens hoogfeest wij vandaag vieren. De eerste gaat over fysiek moederschap; de tweede eerder over een symbolisch moederschap (dat zich wel concreet ver-daad-werkelijkt).
In sommige vertalingen lijkt het wel of Jezus het eerste verwerpt, of toch minstens duidelijk ondergeschikt maakt aan het tweede. Maar dat staat er niet! Jezus bevestigt wel degelijk ook het fysieke moederschap, maar voegt er dan inderdaad iets aan toe. Waarom zou hij ze ook uit elkaar halen? In zijn eigen moeder zag hij voortdurend hoe dat fysieke en dat symbolische moederschap ook feitelijk konden samengaan.
Daarom wordt Maria ook zo terecht een voorbeeld voor alle moeders – en mutatis mutandis ook voor alle Christenen. Daarom wordt ze ook zo ‘de hemel in geprezen’ – door álle Christenen (alleen hebben de Rooms-Katholieken er (pas in 1950!) een dogma van gemaakt). Daarom mag het vandaag dus feest zijn, voor Maria én voor de moeders!

Lc.1,39-45 (21/12/2024)

39    Kort daarop reisde Maria met haast
       naar het bergland, naar een stad in Judea.
40    Ze ging het huis van Zacharias binnen
       en begroette Elisabet.
41    Toen Elisabet de begroeting van Maria hoorde,
       sprong het kind in haar schoot op
       en Elisabet werd vervuld van heilige geest.
42    Ze riep uit:
       “Gezegend ben jij onder de vrouwen
       en gezegend de vrucht van jouw schoot!
43    Vanwaar valt mij dit toe
       dat de moeder van mijn Heer naar mij toe komt?
44    Kijk! Zodra de klank van je begroeting in mijn oor kwam,
       sprong het kind in mijn schoot op
       van uitbundige blijdschap.
45    Gezegend wie vertrouwde,
       want wat haar vanwege de heer is gezegd
       zal vervulling vinden.”

Het zal voor iedereen duidelijk zijn dat ons geijkte gebed ‘het wees gegroet Maria’ gebaseerd is op dit stukje Evangelie. Of althans het eerste deel ervan, dat zijn bijna letterlijk de woorden van Elisabet in v.42.
Het tweede deel van het ‘Weesgegroet’ (“Heilige Maria, bid voor ons arme zondaars (die ‘arme’ staat er alleen in de Vlaamse versie, niet in de Nederlandse!), nu en in het uur van onze dood.”) is niet zo Bijbels, maar komt eerder uit de persoonlijke devotie.
Misschien is het een beetje jammer dat men niet verder geput heeft uit dit Evangelie. De tweede zegenbede (na de eerste: “Gezegend ben jij onder de vrouwen.”) is immers minstens even mooi en rijk, en een frequent vast gebed waard: “Gezegend wie vertrouwde …”
Wat zou het met mijn leven doen als ik elke dag mezelf voorhou dat G-d mij zal zegenen met vervulling als ik op hem durf te vertrouwen? Zou mijn leven – hoe klein ook – dan niet worden als dat van Maria, “vol van Genade” en vruchtbaar voor G-ds komst?

Lc.1,1-4; 4,14-21 (26/01/2025)

1       Reeds velen zijn de uitdaging aangegaan een schriftelijke neerslag te geven van de dingen die zich onder ons hebben voorgedaan,
2       zoals ze aan ons zijn doorgegeven door hen die vanaf het begin ooggetuigen en dienaars van het woord zijn geweest.
3       Het leek mij goed om alle dingen van bij het begin nauwkeurig na te gaan en ze ordelijk neer te schrijven
       aan jou, hooggeachte Theofilus,
4       zodat je de onwankelbaarheid kunt erkennen
       van de woorden waarin je onderricht bent.
14    In de kracht [dynamiek] van de geest
       keerde Jezus terug [van zijn verblijf in de woestijn] naar Galilea.
       Dat nieuws verspreidde zich door de hele streek.
15    Hij gaf onderricht in hun huizen van samenkomst [synagoge]
       en hij werd door allen geroemd.
16    Ook kwam hij in Nazaret, waar hij was opgegroeid.
       Zoals hij gewoon was,
       ging hij op de dag van de sabbat binnen in het huis van samenkomst.
       Hij stond op om voor te lezen
17    en men gaf hem een boekrol van de profeet Jesaja.
       Hij opende de boekrol en vond de plaats waar geschreven staat:
18     De geest van de Heer is over mij gekomen – hij heeft mij gezalfd,
       om de bevrijdende boodschap te verkondigen
       aan wie zich arm weten.
       Hij heeft mij gezonden
       om wie gebroken is te genezen,
       om wie gevangen zit vrijlating te melden,
       om wie blind is het zicht terug te geven,
       om wie verdrukt wordt te bevrijden;
19     om af te kondigen
       een genadejaar van de Heer. [Jes.61,1-2]
20     Hij rolde het boek dicht,
       gaf het terug aan de dienaar
       en ging zitten.
       De ogen van allen in het huis van samenkomst
       waren aandachtig op hem gericht.
21    Hij begon nu tegen hen te spreken:
       “Vandaag is voor jullie oren
       dit Schriftwoord in vervulling gegaan!”

In het Evangelie keert Jezus, in de kracht van de Geest, terug naar Galilea. Over hem werd in heel de streek gesproken. Jezus had inmiddels een zekere waardigheid verworven. Hij was bekend geworden. Vervolgens leest hij uit Jesaja voor, over bevrijding en vrijheid. Het gaat om een Boodschap van genade, die associaties met een Jubeljaar oproept: opnieuw mogen beginnen, met een schone lei. Alles wordt kwijtgescholden en er is ruimte voor een nieuwe start. Deze boodschap roept een spannende vraag op: Is dit echt waar? Kan dit? Het raakt het diepste verlangen in ons: om vrij te leven, met een nieuw begin. Toen én nu.
En dan zegt Jezus: “Het Woord dat je zojuist hebt gehoord, is vandaag in vervulling gegaan.” Hebben wij dit Woord gehoord? Welnu, het ís nu gebeurd. Alles begint opnieuw. Het leven is open. Vanaf dit moment kunnen jij en ik opnieuw beginnen. Dit Woord, als het écht binnenkomt, ontregelt onze gewoontes. Alles wat ik gewend ben, wordt hierdoor in een ander licht gezet.

Lc.1,57-66 (23/12/2020)

Voor Elisabet brak de tijd aan van de bevalling en zij bracht een zoon ter wereld.
De omwonenden en haar verwanten hoorden dat de Heer grote tederheid aan haar had getoond en zij verheugden zich, samen met haar.
Op de achtste dag kwamen ze het jongetje besnijden en noemden het naar zijn vader Zacharias.
Maar zijn moeder zei: “Nee! Het zal genoemd worden: Johannes!” Ze antwoordden haar:
“Maar er is niemand in jouw familie die deze naam draagt.” Ze wenkten nu zijn vader, hoe hij zou willen dat het genoemd werd.
Hij vroeg een schrijfplankje en schreef: “Johannes is zijn naam!” En allen verwonderden zich.
Onmiddellijk kon hij weer spreken en hij zegende God.
Huiver overkwam alle omwonenden en in heel het bergland van Judea werd dit besproken. Al wat men hoorde, sloot men in het hart:
“Wat zal er toch van dit jongetje worden?”, want de hand van de Heer was met hem.

G-d toont zich aan Elisabet in “grote tederheid”. Het is een poging om te zeggen hoe G-d zich liefdevol ontfermt en mensen nabij komt,
soms eens in grote dingen, maar meestal in kleine. Zijn weg om naar de mensen toe te komen, lijkt die te zijn van het lam.
G-ds toewending naar de mensen, dat is zijn ‘genade’. Daarom willen Elisabet en Zacharias zo nadrukkelijk
dat het kindje “Johannes” zal noemen, want dat betekent juist: God is genadig!
En voor Johannes geldt – wat eigenlijk voor élk mensenkind en dus ook voor elk van ons geldt:
G-ds tegemoetkoming in deze ene concrete mens, is tegelijk zijn tegemoetkoming naar alle mensen in deze wereld.
“Wat zal er van dit kindje worden?” Als we de volgende keer aan de wieg van een pasgeborene staan, zullen we ons dan ook die vraag stellen,
niet alleen ten bate van dit kindje zelf, maar juist ook voor wat het zal gaan betekenen voor de wereld?
Want ja, hier ligt ‘een brokje grote tederheid’ voor je …

Lc. 6,6-11  (6/9/2021)

Op een andere sabbat gebeurde het dat hij een plaats van samenkomst [synagoge] binnenging en er onderrichte. Er was daar iemand met een verdorde rechterhand. De schriftgeleerden en farizeeën hielden hem in het oog of hij op sabbat zou genezen, zodat ze een beschuldiging zouden vinden tegen hem.
Maar hij kende hun bedenkingen en zei tegen de man met de dorre hand: “Sta op en ga in het midden staan.” Dat deed hij.
Nu zei Jezus tegen hen [de farizeeën]: “Ik zal jullie een vraag stellen: Is het toegestaan op sabbat goed te doen, of eerder kwaad, een ziel te bevrijden, of eerder verloren te laten gaan?” Hij keek rond naar allen en zei dan [tegen de man met de dorre hand]: “Strek je hand uit.” Dat deed hij en zijn hand herstelde zich.
Zij werden vervuld van onverstand [anoia = on-verstand, verdwaasd, uitzinning (‘onredelijk’ woedend)] en bespraken onder elkaar wat ze toch konden doen tegen Jezus.

Opnieuw vindt er op de sabbat een confrontatie plaats tussen Jezus en enkele schriftgeleerden. Twee partijen worden hier nogal scherp tegenover elkaar gezet: aan de ene kant de schriftgeleerden en farizeeën en aan de andere kant Jezus (die zich niet in een of ander kamp láát zetten). Bij de eerste gaat het meestal om ‘gezag (macht) hebben’. Bij Jezus gaat het over liefde, mensen ‘zien’ en heel maken.
Jezus vraagt de man met een verdorde hand in het midden. Een man die omwille van zijn hand niet meer functioneert, maatschappelijk uitgeschakeld is. Door de ene wordt hij geminacht, door de ander ge’zien’ en erkend. Jezus geeft de man alle aandacht. Bij hem zijn er geen minachtende blikken, alleen een mee-vóelen zo intens dat het heelt. Zo wordt die man opnieuw tot leven gebracht, en de schriftgeleerden … zij worden kwaad. Ze kunnen niet om met zoveel goedheid die hun gezag lijkt te ondermijnen. Het is een goedheid die zich niet laat vastleggen door regels en wetten integendeel. Als je het lef hebt om los te komen van de eigen zekerheden zal die goedheid jou openbreken en vrij-maken.

 

Lc.9,51-56 (28/09/2021)

Nu gebeurde het, toen de dagen van zijn erkenning vervuld zouden worden, dat Jezus vastberaden zijn weg ging naar Jeruzalem.

Hij zond boden voor zich uit. Die kwamen in een Samaritaans dorp om zijn komst voor te bereiden. Maar zij wilden hem niet ontvangen omdat zijn weg ging naar Jeruzalem.
De leerlingen Jakobus en Johannes reageerden hierop: “Heer, wil je dat wij vuur van de hemel afroepen om op hen neer te komen en hen te verteren, zoals ook [de profeet] Elia gedaan heeft?” [2Kon.1,9-15]
Maar Jezus keerde zich af en wees hen op strenge toon terecht: “Jullie beseffen niet welke geest in jullie leeft! De mensenzoon is niet gekomen om mensen verloren te doen gaan, maar om ze te behoeden.”En zij trokken naar een ander dorp.

In het Lucasevangelie is dit vers 9,51 het centrale scharnier. Tot nu toe heeft Jezus zijn boodschap vooral verkondigd in Galilea, het noordelijke deel van Palestina. Nu wordt het zwaartepunt verlegd naar Jeruzalem, het centrum, niet zozeer geografisch maar wel qua macht en religieuze intensiteit.
Daar was inderdaad enige vastberadenheid voor nodig. Als zijn boodschap al botste in het landelijke Galilea, waar niet zoveel intellectuelen en machthebbers waren, dan was het niet moeilijk te ‘voorspellen’ dat dat in Jeruzalem alleen maar sterker zou worden. Jezus was nooit tegen ‘gezag’ ingegaan, maar zijn vrijheid van spreken ontmaskerde wel gezag dat eigenlijk geen gezag was, maar machtsmisbruik op basis van een eigen-geïnterpreteerde wet. Het kon er dus wel eens heet aan toe gaan als hij naar Jeruzalem trok.
Had hij dan niet beter onderweg ook zijn macht laten zien? Ook hierin is hij vastberaden: dat is niet waarvoor hij gekomen is! De geest die in hem leefde – en die hij doorgaf aan zijn leerlingen – is er geen van machtsmisbruik, maar een die mensen doet léven. En als ze dat zelf nog niet willen of kunnen zien, dan straft hij hen daarvoor niet af, maar gunt hen de tijd – tijd die hem zijn eigen leven zal kosten …