Hoe naakt een leven kan worden
getuigenissen van L. in het spoor van ‘de innige Godsontmoeting’
DEEL 1
L. is een ondertussen hoogbejaarde vrouw. Met alle nodige hulp woont ze nog op haar appartement, ook al is ze al jaren door een ongeval heel moeilijk te been. Uiterlijk bekeken is die toestand moeilijk houdbaar. Zij zegt: “Hier vind ik de stilte met G’d.” [De uitdrukkingswijze G’d komt van haar.] Ze schrijft me af en toe brieven [in een handschrift om jaloers op te zijn]. Soms vertelt ze over haar pijn en menselijke eenzaamheid, maar steeds daardoorheen gloeit er een kracht die niets anders kan zijn dan Goddelijke Genade. Ze vond het een vreemde gedachte, als ik vroeg sommige stukken uit haar brieven op deze website te mogen delen. “Wie kan nu wat hebben aan mijn gedachten bij zo’n klein leven?”, was haar weerlegging. Toen ik haar uitlegde dat juist dat een zeer werkzaam getuigenis kan zijn voor anderen (omdat ik dat zelf zo ervaarde in haar brieven) zei ze simpelweg: “Als jij denkt dat G’d daar iets kan mee doen, dan mag hij.”
Dus met heel veel schroom en dankbaarheid wat uittreksels uit de recentste brieven.
[21 mei 2020]
De Heer geeft niet af! Hij stuurt z’n engelen om mij dichter naar zich toe te trekken.
Liefhebben heeft niets met ‘wilskracht’ te maken, maar met ‘ver-lang-en’. Maar dat is zo broos en ongekend, zo naakt.
Ja, wat ik soms verlang, is zonder de lood-zwaartekracht in m’n benen eens te kunnen stappen als een normale ‘gang’ van zaken. Wanneer ik zo enkele stappen buiten zet, dan voel ik zo hoe snel alles rond mij gaat en ik er geen deel meer kan van uitmaken. Dat kan behoorlijk op mij wegen … Maar wonder boven wonder is er tegelijk een naakt weten dat ik vanbinnen diepe rust en vrede ken. Het is als op een evenwichtsbalk lopen, waarbij een diep vertrouwen in mij aanwezig is dat ik er nooit zal afdonderen want opgevangen in Vadersarmen.
[4 juni 2020]
Wanneer ik het boekje beetje bij beetje verder lees, herken ik langsom meer m’n armoede. Het brengt mij a.h.w. in een tweestrijd. Aangesproken worden datgene wat er in mij leeft mee te delen enerzijds, en anderzijds de weg van de eenvoud, de ontbolstering van mezelf ernstig nemen, leegte te scheppen, ja sterven aan zovele dingen die aan mij blijven kleven. Het is als een stekelige cactus: allemaal ikjes die het komen van de Geest, de omvorming verhinderen.
Het fnuikt mijn hoogmoed dat ikzelf niets, maar dan ook niets kan bewerkstelligen dat mij tot die innige Godsontmoeting kan brengen; alsof het om prestatie gaat!
Zolang ik met die gedachten, die mijn hersens doorklieven, blijf zitten, ben ik een ongehoorzaam kind. Hoe kan G’d die lege ruimte vinden om ze te vullen met zijn aanwezigheid?!
… Gods water laten stromen, dan zal het misschien de harde steen van mijn graniet eroderen …
Zonder G’dsverbondenheid zou ik niet kunnen functioneren. De relatie met Christus, de innerlijke communie met Hem, vormt het wezenlijke onderdeel van mijn leven. Het is een liefdesuitwisseling die, wil ze sprankelend blijven, dagelijks gevoed en gestut moet worden door m’n gebed.
Dat kan een smeek- en dankgebed zijn, maar vooral een gebed van rust, en dat is de ruimte, de plaats waar Christus bidt in mij; als een ademen in zijn aanwezigheid. Mijn gebed is mijn bloedsomloop die rijkelijk mijn leven van zuurstof voorziet, zuurstof die ook onze kerk broodnodig heeft wil ze niet verzanden in klerikaal activisme. Het gebed brengt de zo noodzakelijke eenheid in de verscheidenheid en verhindert dat er bloedarmoede optreedt, wat uitloopt op een langzaam maar zeker sterven. Zonder gebed word ik onrustig, raakt m’n innerlijke vrede zoek. De uitnodiging van de Heer negeren voelt als ontrouw.
Zeker vraagt het inspanning om elke morgen en avond een stil gebedsuur in te bouwen, hoezeer ook andere besognes zich aandienen. Maar door een volgehouden ‘ja’ aan de Heer, ontketent zich daar een enorme liefdesdynamiek. Die liefde wordt wezenlijke geborgenheid in God.
Hij is er zo mee in z’n nopjes en houdt niet op ons ter wille te zijn, als we maar op tijd het bordje ‘niet storen’ van onze deur weghalen.
De schriftlezingen nodigen mij uit een leven te behartigen in volkomen eenheid, of liever gegevenheid aan Gods wil met als bezielende kracht bij al mijn doen en laten de liefde tot G’d en de medemens.
Ver hoeven we dat niet te zoeken, het ligt altijd binnen handbereik. Augustinus zei: “Kleine dingen zijn werkelijk klein, maar trouw zijn aan en in kleine dingen is iets groots.”
Als ik in die geest mijn leven richting geef, ervaar ik G’d als de zeer nabije. Nooit beschaamt hij mijn vertrouwen. Zo voel ik stilaan alle krampachtigheid in mijn leven loskomen. Ik hoef mijn kwetsuren niet weg te moffelen, maar ik mag ze met mededogen betasten en ze de barmhartige Vader toe te vertrouwen.
Doorheen de dagelijkse gebeurtenissen, zeker in deze tijd, wordt ieder van ons uitgedaagd het beste van zichzelf te geven, zijn eigen vijfde evangelie te schrijven. Zo worden wij elkaars getuigen en wordt ons blikveld verruimd door de Ander en kan de diepste dimensie van het leven voor ieder van ons oplichten door Hem die elke dag zegt: “Ik ben er voor jou, ik zie je graag.”
Dit is mijn kleine weg – en daar ben ik gelukkig mee …