Psalm 135
Psalm 135
Halleluja! Loof de Náam van de Hèer;
loof de Heer, ál zijn dìenaren!
Jullie die kómen naar zijn hùis,
in de voorhoven van het hùis van onze Gód.
Loof de Heer. Góed is Hìj!
Heerlijk is het zijn Náam te bezìngen.
Hij heeft Ábraham ùitgekozen;
diens volk maakte Hìj tot zíjn volk.
Ja, ik weet: Gróot is de Hèer,
groter dan álle àfgoden.
Hij maakt álles wat Hem lìef is,
aan de hemel en òp de áarde;
ook wat leeft in de zéeën en de dàlen,
en de wólken boven de àarde;
Hij maakt de blíksems en de règen,
de wìnd haalt Hij uit zijn schátkamers.
Hij deed wonderen in het lánd van verdrùkking,
tegen Fárao en al zijn dìenaren.
Sterker was Hij dan gedúchte kòningen;
hun land gàf Hij aan zijn vólk.
De Naam van de Heer staat vást tot altìjd,
zijn her-innering bij álle generàties.
Want Hij doet récht aan ons vòlk,
en is zijn dìenaren genádig.
Afgodenbeelden zijn van zílver en gòud,
werk van ménsenhànden:
ze hebben een mónd, maar sprèken niet;
ze hebben ògen, maar zíen niet;
ze hebben óren, maar hòren niet;
ze hebben geen lévensadem in de kèel.
Zoals zij zullen óok hun màkers zijn
en al wie op hèn vertróuwt.
Volk van God, zégen de Hèer;
al wie Hem vreest, zégen de Hèer!
Wie wonen wil in een stád van vrède,
zegen de Heer. Hàllelúja!
(Gezongen door zusters van de St.-Trudoabdij, met citerbegeleiding)
Psalm 135 - aanzet
Psalm 135 is een pelgrimslied. Ik stel me zo voor dat zowat het hele volk één keer in het jaar naar Jeruzalem trekt, naar de tempel die het centrum is van wat de mensen met elkaar verbindt: geloof, traditie, de herinnering aan het ontstaan van Israël als natie. En daar dan, in die voorhoven – het eerste voorhof waar iedereen binnen mag en het tweede voorhof, voorbehouden aan de priesters – daar voltrekt zich de plechtigheid.
Psalm 135 is als het ware de aanzet van die ‘liturgie’, het is de zang waarmee de priesters de plechtigheid openen. Psalm 136 is het logische gevolg daarvan: het volk beaamt wat de priesters hebben voorgezongen.
In onze psalm van deze maand klinkt:
- Vers 1-3: De oproep om de Heer te loven en zijn Naam te bezingen.
- Vers 4-5: Hij heeft ons uitgekozen, uit de vele volkeren. En Hij, onze Heer, toont zich groter dan al hun ‘goden’ bijeen.
- Vers 6-7: Hij is Schepper van hemel en aarde.
- Vers 9-12: De herinnering aan Gods grote daden, ten voordele van zijn volk.
- Vers 13-14: Die grote daden duren tot op vandaag.
- Vers 15-18: Het zou dan ook dwaas zijn niet op de Heer te vertrouwen, maar op afgodsbeelden van eigen makelij. Die kunnen immers niets, ze leven niet.
- Vers 19-21: En dus, volk van God, zegen de Heer!
Als ik dat zo neerschrijf, doet de psalm mij spontaan denken aan het Groot Dankgebed uit de Katholieke liturgie. Het is een verdichting van het leven als gelovige – van het gelovige volk, zowel als van het gelovige individu. Je hebt als gelovige immers van die momenten nodig, momenten waarin het leven als gelovige uitdrukkelijk verwoord en gevierd wordt.
Leven als gelovige is iets van elke dag, elke minuut, elke seconde. Het voltrekt zich in je gewone leven, in je gezin, op je werk, tussen de mensen en de dingen jou toevertrouwd. Het is er gewoon. Dat je gelovig bent, geeft een bepaalde kleur aan je leven. Doorgaans beleef je dat niet eens bewust. Je beseft niet in elk moment dat je anders bent omdat je gelovig bent. Zonder af en toe een ‘ijkpunt’ of een ‘verdichtingsmoment’ zou die gelovige kleur ook gauw vervagen.
Daarom is het van belang – ja, van levensbelang – dat je af en toe op pelgrimstocht trekt. Dat kan de wekelijkse eucharistie zijn of een jaarlijkse retraite of een psalmdag in het Onderweghuis of … (je vult zelf maar aan). Het gaat erom dat je samenkomt om even een diepere duik te nemen in het bad van dat gelovige leven. Beide zijn belangrijk: ‘samen’ en ‘diepere duik’.
In dat ‘samen’ voel je: ik ben niet de enige. Er zijn er nog zoals ik, ook al leggen ze andere accenten. Juist dat is boeiend, dat je met die andere daarover kunt spreken. Dat je van die andere en van zijn of haar manier van geloven kunt leren. Niet om na te apen, wel om je eigen manier van geloven te voeden. Om dan op je eigen plek gevoed weer verder te kunnen.
In die ‘diepere duik’ word je uitgedaagd je geloof de verdiepen, te verbreden. Je krijgt stevig voedsel om je eigen gelovige kleur intenser te maken. Het zou aan je te zien moeten zijn als je zo’n pelgrimsmoment hebt meegemaakt. Je leven zou een stukje meer moeten getuigen van wat jou ten diepste drijft.
Ik denk dat onze psalm ons daartoe oproept, dat wij in ons gelovige leven bewust kiezen voor die pelgrimsmomenten. We moeten er tijd voor maken, we moeten ze in onze planning incalculeren. Immers, als de Joden elk op hun eigen momentje naar de tempel in Jeruzalem waren getrokken, dan had het lang niet zo’n effect gehad. Het is juist het hele feestelijke gebeuren dat een ‘wij-gevoel’ creëert en dat mij als gelovige voeden kan.
En dus, ja:
- Ik was vorige zondag aanwezig op de zomerdag van het ‘Groeilaboratorium’ van het Onderweghuis. Ik kijk er ongelooflijk dankbaar op terug. Hoe deugddoend waren de getuigenissen, hoe deugddoend ook het gesprek met elkaar.
- Ik ga dit weekend naar de mis op Sint-Baafs, samen met een paar van onze mensen met beperkingen. We kennen elkaar, we weten waar we waar we voor staan, en dat geeft een band. En we ontmoeten er Carlos en Filip en Maria en … We vieren samen eucharistie, we bidden en we zingen samen, we slaan een babbeltje.
- Ik kijk al uit naar onze volgende Psalmdag, benieuwd naar hoe we ons ook dan weer aan de psalmen en aan elkaar mogen voeden.
Het is een keuze. Ik zou ook zoveel andere dingen kunnen doen. Maar nee, dit ‘moet’, dit gaat voor.