Psalm 15
Kunstwerk als verwerking van de Psalm gemaakt door Elly Mondelaers
Psalm 15
Heer, wie mag te gast zijn in jouw woning,
wie mag wonen op jouw heilige hoogte?
Wie zich aldus gedraagt,
zal niet wankelen in eeuwigheid:
Wiens weg integer is
en doet wat rechtvaardig is;
wie oprecht de waarheid spreekt
en geen laster vertelt;
wie zijn medemens geen kwaad doet
en geen spot drijft met zijn naaste;
wie zijn bezit niet uitleent tegen woeker
en niet omkoopbaar is tegen een onschuldige;
wie zijn beloften volbrengt,
zelfs al is het in zijn eigen nadeel;
wie vermijdt wie Jou vermijdt
en eert wie Jou eert.
(Gezongen door zusters van de St.-Trudoabdij, met citerbegeleiding)
Aanzet Psalm 15
Bij een eerste lezing van Psalm 15 zouden opnieuw makkelijk ons ‘de haren ten berge’ kunnen rijzen: Is G-d er dan – weeral – alleen maar voor de goeie (zeg maar: hele goeie)? Horen we niet voortdurend (de laatste 50 jaar dan toch, én in het Evangelie: recent nog in Mt.13,24-30) dat G-d er is voor álle mensen, ‘goeden en slechten’?!
We struikelden regelmatig al eens over dat zwart-wit-denken in de Psalmen. Goed om telkens in gedachten te houden hierbij is dat een Psalm geen ‘dogmatiek’ is, en ook geen ‘Godsopenbaring’, maar wel een zoekend, roepend, tastend verzuchten van een biddend mens tegen zijn G-d, waarbij hij (of zij uiteraard) soms eens vergeet erbij te zeggen dat de scheidingslijn tussen wit en zwart niet alleen loopt tussen zichzelf en de ander, maar ook dwars door zijn eigen hart heen!
Verder nu. Het is in zekere zin ook pas in recentere tijden dat wij gewoon zijn te zeggen “dat G-d er toch is voor iedereen”. Sommigen onder jullie hebben het zelf nog sterk meegemaakt hoe helemaal niet zo over G-d werd gesproken. Integendeel, G-d was streng en straffend, een ‘alziend oog’. Je kon er maar beter voor zorgen bij ‘de goeie’ te zijn. Dat dit een nogal ‘te zwart’ beeld van G-d was, mag wel gezegd. Maar verkondigen wij nu van de weeromstuit niet een ‘te wit’ beeld? Zou het ‘in naam van G-ds liefde’ dan inderdaad allemaal gelijk zijn hoe wij leven? Verwacht/hoopt hij dan helemaal niets van ons?
Wellicht hebben wij (in reactie op het ‘zwarte’) die liefde inderdaad een beetje te ‘wit’, te ‘soft’, te ‘zoet’ ingekleurd. We weten het nochtans uit onze menselijke ervaringen: ‘alles toedekken met de mantel der liefde’ is heel vaak helemaal níet de juiste weg om het werkelijk goed te stellen met elkaar.
Ook hierover is Jezus eigenlijk ‘duidelijk’ en spreekt hij helemaal in dezelfde lijn als Psalm 15: “Wanneer je je gave naar het altaar brengt en daar herinner je je dat je medemens iets tegen je heeft, laat dan je gave voor het altaar daar, ga je dan eerst verzoenen met je medemens en kom dan met je gave.” (Mt.5,23-24)
Psalm 15 is dus een soort ‘leerdicht’. Ze wil een weg wijzen richting G-d. Ze wordt ook wel een ‘liturgisch gedicht’ genoemd (of een pelgrimsgedicht, op weg naar het – op de berg gelegen – heiligdom (v.1)). Ik sluit me liever aan bij het ‘leerdicht’, omdat de andere termen er te makkelijk toe kunnen leiden te denken dat ‘G-ds woning’ een specifieke plaats is, nl. dat heiligdom zelf (en alleen dat heiligdom).
Is het je niet opgevallen dat in ‘het antwoord’ (v.2-5) er helemaal geen sprake is van ‘Gods-dienst’, liturgie of rituele offers, …? Alle ‘voorschriften’ gaan allemaal over ménsen en over onze omgang met die mensen! Wat is het dus dat G-d ‘verwacht/hoopt’ vanuit zijn eindeloos wijde liefde? … Dat die liefde ook een liefdevol antwoord krijgt. Dat de ruimte die hij óns geeft ook een leefruimte mag worden voor de mensen om ons heen. Dat zijn manier om óns te bejegenen ook afstraalt op onze bejegening van onze mede-mensen.
Dáár zal ‘G-ds woning’ zijn! Want – nog zo’n paradox in Psalm 15 – ‘G-ds woning’ is niet ‘hier’ en ook niet ‘daar’, en al zeker niet exclusief ‘op het altaar’ of ‘in de tempel’. G-ds woning is daar waar zijn liefde ook ontvangen wordt – én beantwoord …
Psalm 15 zou mij kunnen helpen om dat concreet te maken. Afhankelijk van hoe je telt staan er een achttal raadgevingen opgesomd. Stuk voor stuk nog steeds de moeite waard ze na te volgen! Nog niets aan actualiteit ingeboet! Ik zou er dus mijn leven kunnen naast leggen; dat zou ongetwijfeld nuttig zijn om het concreet vorm te geven ‘richting G-d’.
Het lijdt geen twijfel dat ik (en jij?) niet alleen ‘wit’ zal zien, als ik dat zou proberen. Mag ik dan niet te gast zijn in G-ds woning?
Wonderlijke G-d die niet wacht op mijn perfectie, maar ‘meegaat’ langs mijn weg waar ik zoekend een antwoord probeer te geven/leven op zijn liefde voor mij …