Verbonden Leven

Zoek

Zoektip

Zoektip:

tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel) 

Lc.3,10-18 (15/12/2024)

10    De menigte vroeg hem nu:
       “Wat moeten wij dan doen?”
11    Hij gaf hen als antwoord:
       “Wie twee stel onderkleren heeft,
       moet delen met wie er geen heeft,
       en wie eten heeft, moet hetzelfde doen.”
12    Er kwamen ook tollenaars om zich te laten dopen.
       Ook zij vroegen hem: “Meester, wat moeten wij doen?”
13    Tegen hen zei hij:
       “Vorder niet meer dan jullie is voorgeschreven.”
14    Ook soldaten vroegen hem:
       “En wij, wat moeten wij doen?”
       Tegen hen zei hij:
       “Je mag niemand uitschudden of afpersen.
       Wees tevreden met je soldij.”
15    Het volk koesterde een verwachting
       en vroeg in hun binnenste af
       of Johannes soms de Gezalfde [christos / messiah] zou zijn.
16    Johannes antwoordde openlijk:
       “Ik, ik doop jullie wel met water,
       maar er komt een sterkere dan ik,
       van wie ik niet eens geschikt ben
       om de riem van zijn sandalen los te maken.
       Hij zal jullie dopen in heilige geest en vuur!
17    Hij heeft de wan [dorsvlegel] in zijn hand
       om zijn dorsvloer grondig te zuiveren.
       Het graan zal hij bijeenbrengen in zijn schuur
       en het kaf zal hij verbranden in onblusbaar vuur!”
18    Zo en op andere wijzen spoorde hij hen aan
       en verkondigde het volk de goede boodschap.

“Wat moeten we doen?” Deze vraag brengt mensen van allerlei slag naar Johannes de Doper. Het is een vraag van alle tijden. Ze ontstaat uit een verlangen om te weten en gaat gepaard met een besef van niet-weten. Het is een stap van vertrouwen: het geloof dat er Iemand is die mag zeggen wat je te doen staat. Deze vraag welt op bij niet-weters, zoekers, bij hen die erkennen dat zij het antwoord niet hebben, en daarom naar Johannes toestappen.
Johannes probeert, in alle bescheidenheid, een antwoord te formuleren. In wezen bevestigt hij wat ieder oprecht mens diep van binnen al weet. Maar hij daagt hen uit om vérder te gaan. Hij roept hen op om zo ver te gaan dat ze innerlijk leeg genoeg worden om ruimte te maken, zodat zij voorbereid zijn op de komst van de Messias. Want alleen hij kan werkelijk zeggen wat ieder van ons te doen staat.
De Advent kan een geschikte tijd zijn om hiermee aan de slag te gaan. Johannes spoort ook ons aan: maak ruimte in jezelf. Laat los wat je gevangen houdt zodat je vrij bent. Vrij voor hem, de Messias.

Lc.1,5-25 (19/12/2024)

5      Het gebeurde in de dagen van koning Herodes van Judea.
       Er was een zekere priester, genaamd Zacharias [de Heer gedenkt],
       uit de priesterafdeling van Abia.
       Zijn vrouw was een afstammeling van Aäron,
       haar naam was Elisabet [de Heer is mijn eed].
6      Beide waren integer in Gods ogen.
       [integer = ‘rechtvaardig’, niet enkel als sociaal of juridisch begrip,
         maar als een allesomvattende levenswijze, nl. een volledige gerichtheid op God]
       Hun levenswandel liep onberispelijk
       langs alle geboden en richtingwijzers van de Heer.
7      Ze hadden geen kinderen,
       want Elisabet was onvruchtbaar
       en beiden waren al op leeftijd.
8      Nu gebeurde het dat zijn afdeling aan de beurt was
       om de tempeldienst te vervullen
     en Zacharias werd aangewezen
       – naar hun gewoonte van uitverkiezing –
       om het wierookoffer te brengen
       en binnen te gaan in het heiligdom van de Heer.
10    Op het uur van het wierookoffer
       was de menigte van het volk buiten [op het tempelplein] aan het bidden.
11    Er verscheen hem een boodschapper [engel] van de Heer,
       staande aan de rechterkant van het wierookaltaar.
12    Toen hij dit zag, raakte Zacharias erg ontzet
       en angst overviel hem.
13    De boodschapper zei nu tegen hem:
       “Wees niet bang, Zacharias,
       want je persoonlijk smeekgebed is verhoord:
       je vrouw Elisabet zal je een zoon baren
       en je zult hem noemen: Johannes [God is genadig].
14    Vreugde en uitbundige blijdschap zal hij voor je zijn
       en velen zullen zich over zijn geboorte verheugen.
15    Want hij zal groot zijn in Gods ogen.
       Wijn of sterke drank zal hij niet drinken [Num.6,3]
       en hij zal met heilige geest vervuld worden
       van de moederschoot af.
16    Hij zal vele Israëlieten toekeren
       naar de Heer hun God.
17    En hij zal voor hem uit gaan
       in de geest en de dynamiek van Elia,
       om harten van vaders te keren tot harten van kinderen,
       om dwalenden te keren tot integeren,
       om voor de Heer te bereiden een toegerust volk.”
18    Zacharias vroeg aan de boodschapper:
       “Waaraan zal ik dit weten,
       want ik ben oud en ook mijn vrouw is al op leeftijd?”
19    De boodschapper antwoordde hem:
       “Ik ben Gabriël [man Gods],
       die staat voor het aangezicht van God,
       en ik ben uitgezonden om je te spreken
       en je dit bevrijdende nieuws te brengen.
20    Kijk! Je zult zwijgen,
       niet bij machte te spreken,
       tot op de dag dat dit alles zal gebeuren,
       omdat je niet op mijn woorden vertrouwde,
       die nochtans op hun tijd vervuld zullen worden.”
21    Het volk nu was aan het wachten op Zacharias
       en ze verwonderden zich
       dat hij zo lang in het heiligdom bleef.
22     Toen hij naar buiten kwam,
       kon hij niet spreken tegen hen.
       Ze begrepen dat hij in het heiligdom
       een visioen had gezien.
       Hij deed gebaren tegen hen, maar bleef stom.
23     Toen de dagen van zijn tempeldienst vervuld waren,
       ging hij terug naar huis.
24     Na deze dagen werd zijn vrouw Elisabet zwanger.
       Ze hield zich vijf maanden verborgen
       en toen zei ze:
25    ”Zo heeft de Heer aan mij gedaan!
       Hij heeft omgezien naar mij
       en mijn smaad onder de mensen weggenomen!”

De voorbereidingen zitten in de laatste rechte lijn. G-d is op zoek naar een plaats waar hij onder de mensen geboren kan worden. Hij wil heel graag onder hen komen wonen – meer nog: ín hen wonen. Maar wie wil hem ontvangen?
Wie wil hem die plaats bereiden? Wie wil meewerken om hem uiteindelijk méns te laten worden?
Zou het zijn in dat al wat ouder koppel, dat samen heel hun leven heeft gericht ‘naar de geboden en richting-wijzers van de Heer’ – wat ongetwijfeld níet betekent dat heel hun leven over rozen is gegaan? Integendeel, hun kinderloosheid zal hen een diepe pijn hebben berokkend, maar blijkbaar zijn er ze niet door verbitterd geraakt. Ook apathisch zijn er ook niet door geworden. Van Zacharias horen we zelfs uitdrukkelijk dat hij is blijven bidden om een antwoord op hun kinderloosheid. En ondertussen – dus misschien wel vijftig jaar lang – zijn ze integer hun weg blijven gaan.
Dáár – moet G-d hebben gedacht – dáár, bij zo’n mensen, groeit er ruimte voor iets heel nieuws, iets ‘ongehoords’, iets ‘goddelijks’. Dáár kan ik een begin maken – en Ik zal het doen in menselijk herkenbare vormen, maar het zal G-ddelijk zijn …
En als G-d dat tóen deed, waarom zou hij dat vandaag niet meer doen?

Lc.2,22-40 (2/02/2025)

22    Toen de dagen van hun reiniging vervuld waren
       [40 dagen na de geboorte],
       brachten zij hem naar Jeruzalem
       – volgens de wet van Mozes [Lev.12,1-8]
       om hem voor te stellen aan de Heer.
23     – Zoals geschreven staat in de wet van de Heer [Ex.13,2-15]:
       Al het eerstgeborene van het mannelijk geslacht
       aan de Heer worden toegewijd. –
24     en om – volgens de wet van de Heer –
       de offerande te brengen:
       een koppel tortels of twee jonge duiven.
       [= zoals voor armen was bepaald]
25     Kijk!
       In Jeruzalem woonde iemand die Simeon heette.
       Hij was een rechtvaardige en een toegewijd gelovige man
       die uitzag naar de vervulling voor Israël [de messias]
       en de heilige Geest was met hem.
26     Het was hem door de heilige Geest geopenbaard
       dat hij niet zou sterven
       voor hij de gezalfde[christos/messiah] van de Heer
       zou hebben gezien.
27     In die geest kwam hij naar de tempel
       en toen zijn ouders de boreling Jezus binnenbrachten
       om de gewoonten van de wet aan hem te voltrekken,
28     ontving ook hij het in zijn armen.
       Hij loofde God en zei:
29     “Nu maak jij je dienaar vrij, in vrede, meester
       – volgens jouw woord.
30     Want mijn ogen hebben jouw bevrijding [soteria] gezien
31     die jij bereid hebt voor alle volken:
32     een licht, tot verlichting van de volken
       en tot heerlijkheid van jouw volk Israël.”
33     Zijn vader en moeder stonden verwonderd
       over wat er van hem werd gezegd.
34     Simeon zegende hen
       en zei tegen Maria:
       “Kijk! Deze ligt hier
       tot val en opstanding van velen
       en tot teken dat weersproken wordt,
35     zodat de innerlijke overwegingen van velen
       aan het licht zullen komen.
       – En ook je eigen ziel
       zal door een zwaard worden doorboord.”
36     Er was ook een profetes: Hanna,
       dochter van Fanuël, van de stam van Aser.
       Ze was hoogbejaard:
       na haar meisjesjaren had ze zeven jaar met haar man geleefd.
37     Nu was ze een weduwe van ongeveer vierentachtig jaar.
       Nooit ging ze weg van de tempel
       en ze diende de Heer nacht en dacht
       met vasten en gebed.
38     Juist op dat moment kwam zij er bij staan.
       Antwoordend, loofde zij God
       en sprak over hem
       tot al wie uitzag naar de verlossing van Jeruzalem.
39     Toen ze alles volgens de wet van de Heer hadden volbracht,
       keerden ze terug naar Galilea,
       naar hun stad, Nazaret.
40     Het kindje groeide op en werd gesterkt,
       het werd vervuld van wijsheid
       en de genade van God was met hem.

Wat een mooi gebaar! En blijkbaar zó diepmenselijk dat het … Goddelijk wordt! Hoe jonge ouders hun pasgeboren kindje “aan de Heer komen voorstellen”.
Dat heeft ook iets eigenaardigs, alsof G-d dit kind nog niet kent – terwijl de dankbaarheid van de ouders net uitdrukt dat ze het uit zijn handen hebben ontvangen! Het is een diepgewortelde intuïtie van mensen dat kinderen, voor ze geboren worden, ‘ergens bij G-d verblijven’, en uit zijn goedheid en liefde aan mensen geschonken worden. Hij ként ze dus wel degelijk, maar nog niet in hun actuele menselijke gestalte! En die “komen ze voorstellen aan de Heer”.
Dankbaarheid is een enorm krachtig werkende levenshouding. Ook al – of net omdat! – erkennen wij daarmee dat we níet alles zelf kunnen, dankbaarheid
wekt krachten op die naar ons toekomen om ons geschonken te worden en te zegenen. Jezus, omdat hij opgenomen werd in dit God-menselijk gebeuren, mocht het ervaren. Wijzelf, ook opgenomen in dat God-menselijk gebeuren, mogen het ook ervaren. Laat het ons onze kinderen niet onthouden …

Lc.5,1-11 (9/02/2025)

     Op een keer drong de menigte rondom hem
       om het woord van God te horen.
       Hij was toen bij het meer van Gennesaret [= meer van Galilea].
     Hij zag twee boten aan de oever liggen.
       De vissers waren eruit gestapt
       en spoelden hun netten.
     Hij stapte in één van de boten
       – het was die van Simon –
       en vroeg hem een eindje van het land af te varen.
       Hij ging zitten en onderrichtte de menigte vanuit de boot.
     Toen hij ophield te spreken, zei hij tegen Simon:
       “Vaar naar het diepe
       en gooi daar jullie netten uit om iets te vangen.”
     Simon antwoordde hem:
       “Meester, de hele nacht door hebben wij gezwoegd
       en hebben niets gevangen,
       maar op jouw woord zal ik het net uitwerpen.”
     Ze deden dit en vingen zo’n massa vissen
       dat hun netten ervan dreigden te scheuren.
7      Ze wenkten hun maats in de andere boot
       om de vangst mee op te trekken.
       Die kwamen en vulden beide boten tot zinkens toe.
8       Toen hij dit zag,
       viel Simon Petrus bij Jezus’ knieën neer en zei:
       “Ga weg van mij, Heer, want ik ben een zondig man!”
9      Want verbazing beving hem
       en al de mannen die bij hem waren,
       over de visvangst die ze hadden samengebracht.
10    Zo ook Jakobus en Johannes, de zonen van zebedeus,
       de metgezellen van Simon.
       En Jezus zei tegen Simon: “Wees niet bang!
       Vanaf nu zul je mensen vangen en het leven schenken.”
11    Ze brachten de boten aan land,
       verlieten alles en volgden hem.

Prachtig toch wat hier aan de vissers gebeurt. Niets vermoedend zijn ze bezig met hun werk. Jezus ziet hén en spreekt hén aan. Zij gaan in op zijn vraag. Ze vertrouwen zich aan hem toe en doen waartoe hij hen uitnodigt. Het moet aan- en ingrijpend geweest zijn. Daar, in het diepe, is iets gegroeid, een gevoel van vertrouwen, van diepe verbondenheid, en zo’n goddelijke ontmoeting blijft niet zonder gevolgen:
Vooreerst wil de ervaring met anderen gedeeld worden en hen erbij betrekken. “Zij wenkten hun maats in de andere boot, om de vangst mee op te trekken." Als de ander ervoor open staat, zal het enthousiasme stromen – “De beide boten vulden zich."
Een tweede gevolg is er een van schroom en heilige verbijstering. Er is een gevoel van dankbaarheid, maar ook kleinheid. "Ga weg van mij, Heer, want ik ben een zondig man!" Met heel zijn wezen voelt Petrus dat dit niet zijn eigen verdienste is maar dat het aan hem gebeurt, het wordt hem gegund. En dan past alleen grote bescheidenheid en heilige schroom.
Zo ging het met Simon-Petrus en zijn metgezellen ... Zo gaat het ook met ons, als wij durven ingaan op zijn vraag.

Lc.9,22-25 (6/03/2025)

22    “Eerst zal de mensenzoon veel moeten lijden
       en door de oudsten, hogepriesters en schriftgeleerden
       verworpen en gedood moeten worden
       en op de derde dag opgewekt zijn.”
23    En tegen allen zei hij:
       “Als iemand van zin is achter mij aan te komen,
       moet hij volstrekt neen zeggen tegen zichzelf,
       elke dag zijn kruis opnemen
       [symbool van de ter dood veroordeelde]
       en mij volgen.
24    Want wie zijn leven wil redden,
       zal het verliezen,
       maar wie zijn leven verliest omwille van mij,
       zal het redden.
25    Wat baat het iemand heel de wereld te winnen
       als hij zichzelf verlies of schaadt?”

Jezus belooft ons geen gemakkelijke tijd als volgeling! Hij zégt het én hij doet het ons zelf voor. Wie de weg van de verregaande gegeven Liefde gaat, zal daar geen maatschappelijk applaus voor krijgen, integendeel! Dat was in Jezus’ tijd zo; dat is in onze tijd niet anders.
Uit ‘applaus’ zullen wij onze steun dus niet moeten halen. Waaruit dan wel? Natuurlijk uit Jezus’ voorbeeld. Maar het is meer dan zomaar een voorbeeld. Het is het daad-werkelijke bewijs dat G-d óns liefheeft en dat hij dus voor ons zover wil gaan! Déze ontvangen Liefde is voor ons de stevigste ‘motor’ om zelf ook die weg van gegeven Liefde te durven opgaan.
En dan is er natuurlijk nog de belofte van Jezus dat wie deze weg van ‘zijn leven verliezen’ opgaat, het eigenlijk zal winnen. Ook dat heeft hij ons in zijn Verrijzenis bewezen. Verrijzenis is die belofte van ‘vol leven’ over de totaliteit van ons menselijk leven, onze fysieke dood incluis, maar dus ook over elke ‘morzel’ ervan: elke kleine daad van gegeven leven, zal bewijzen Léven in zich te dragen!

Lc.1,26-38 (20/12/2020) 

In de zesde maand [van de zwangerschap van Elisabeth, de toekomstige moeder van Johannes de doper],
werd de boodschapper [engel] Gabriël vanwege God uitgezonden naar een stad in Galilea, Nazaret genaamd,
naar een jonge vrouw die verloofd [in ondertrouw] was met een man die Jozef heette, uit het huis van [die afstamde van koning] David.
De naam van die jonge vrouw was Maria.
De engel kwam bij haar binnen en zei: “Vrede zij met jou, begenadigde. De Heer weze met jou! Gezegend ben jij onder de vrouwen.”
Zij echter was erg in de war van deze woorden en vroeg zich af wat deze begroeting moest betekenen.
De boodschapper zei tegen haar: “Wees niet bang, Maria, jij hebt genade gevonden bij God. Kijk!
Je zult zwanger worden en een zoon baren en je zult hem de naam ‘Jezus’ [God redt] geven.
Hij zal groot zijn en zoon van de Allerhoogste worden genoemd, en God de Heer zal aan hem geven de troon van zijn vader David.
Hij zal koning zijn over het huis van Jakob [Israël] tot in eeuwigheid en aan zijn koningschap zal geen grens zijn.”
Nu zei Maria tegen de boodschapper: “Hoe zal dat gebeuren, aangezien ik geen omgang met een man heb?”
De boodschapper antwoordde haar: “Heilige geest zal over jou komen, de geestkracht van de Allerhoogste zal je omhullen.
Daarom ook zal wie uit jou geboren wordt heilig genoemd worden, zoon van God.
Kijk! Elisabet, je bloedverwante, ook zij heeft in haar ouderdom een zoon ontvangen.
Ze is in haar zesde maand, hoewel ze onvruchtbaar werd genoemd. Want bij God is geen woord krachteloos.”
Nu zei Maria: “Ziehier de dienares van de Heer. Moge met mij gebeuren naar jouw woord.”
En de boodschapper ging van haar weg.

 “Gezegend ben jij…” en “jij hebt genade gevonden bij God…”.
Wat zou het met je doen als iemand je zo aansprak of stel je even voor dat jij iemand met deze woorden zou aanspreken.
Je zou van minder schrikken en voor gek verklaard worden.
Nochtans, zo gek hoeft dit toch niet te zijn? Zijn we niet allen gezegend? Vinden we niet allen genade bij G-d?
De vraag is of we dit ten volle durven laten doordringen. Want dat heeft consequenties.
Dan zullen we, net als Maria, niet anders kunnen dan in relatie gaan met G-d, ons wederzijds afstemmen op elkaar:
Hij op mij (dat is geen probleem) en ik op Hem (dat is een ander paar mouwen 😊).
Wij zullen voor de keuze komen te staan: Maak ik ruimte in mij voor dat kwetsbare, weerloze kind? Mag G-d in mij ruimte van leven krijgen?

Je kan ook de commentaar van 8 december hier terugvinden