Zoek
Zoektip
Zoektip:
tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel)
Lc.4,31-37 (3/09/2024)
31 Hij daalde af naar Kafarnaüm [dat aan het meer lag],
een stad in Galilea
en onderrichtte er op de sabbatdagen.
32 Ze stonden versteld over zijn onderricht,
want zijn woord had gezag.
33 In de plaats van samenkomst [synagoge] was een mens,
bezeten met een geest van een nog niet gereinigde demon,
die met luide stem schreeuwde:
34 “Jij daar! Wat is er tussen ons en jou, Jezus van Nazareth?
Ben je gekomen om ons te vernietigen?
Ik weet wel wie je bent: de heilige van God!”
35 Jezus sprak hem streng toe:
“Zwijg, en ga uit hem weg!”
De demon smeet hem nog in het midden,
maar ging uit hem weg, zonder hem te schaden.
36 Verbijstering overviel allen
en ze zeiden onder elkaar:
“Wat voor woord is dit
dat met gezag en volmacht
de nog niet gereinigde geesten beveelt
en dat ze wegtrekken?”
37 De weerklank [echo] over hem deinde uit
naar alle plaatsen van de omgeving.
We schreven het al vaak: demonen zijn echt niet iets van Jezus’ tijd alleen. Ze zijn er evengoed vandaag nog. Alleen geven wij er andere namen aan en hebben wij wat medische middelen ontwikkeld om ze te onderdrukken. De Evangelische vraag blijft daarom onverminderd staan: hoe gaan we ermee om?
Jezus’ manier van doen t.o.v die demonen vertoont een vrijheid en een kracht, en het start alvast met niet bang te zijn, ook al kunnen ze wel eens heftig uit de hoek komen. Maar die vastberadenheid, die vrijheid en kracht, waar komen die vandaan? Jezus zal het zelf nooit ontkennen: Die kracht komt niet van mezelf, maar van G-d!
Het is de intense verbinding met G-d, de Schepper, de Leven-gever, de Liefde, die ervoor zorgt dat Jezus – en al wie in zijn spoor wil gaan – alles wat op tegenkrachten lijkt kan tegemoet treden. Wie vertrouwt in het Leven, kan de dood weerstaan.
O.k., wij zijn Jezus niet. Maar toch wel zijn volgelingen – of dat zeggen we toch. Laat ons dus toch maar die verbinding met G-d aanhalen en zonder angst, en in goddelijke vrijheid en kracht, de demonen tegemoet durven gaan.
Lc.6,6-11 (9/ 09/2024)
6 Op een andere sabbat gebeurde het
dat hij een plaats van samenkomst [synagoge] binnenging
en er onderrichte.
Er was daar iemand met een verdorde rechterhand.
7 De schriftgeleerden en farizeeën hielden hem in het oog
of hij op sabbat zou genezen,
zodat ze een beschuldiging zouden vinden tegen hem.
8 Maar hij kende hun bedenkingen
en zei tegen de man met de dorre hand:
“Sta op en ga in het midden staan.”
Dat deed hij.
9 Nu zei Jezus tegen hen [de farizeeën]:
“Ik zal jullie een vraag stellen:
Is het toegestaan op sabbat goed te doen, of eerder kwaad,
een ziel te bevrijden, of eerder verloren te laten gaan?”
10 Hij keek rond naar allen
en zei dan [tegen de man met de dorre hand]: “Strek je hand uit.”
Dat deed hij
en zijn hand herstelde zich.
11 Zij werden vervuld van onverstand
[anoia = on-verstand, verdwaasd, uitzinning (‘onredelijk’ woedend)]
en bespraken onder elkaar
wat ze toch konden doen tegen Jezus.
De schriftgeleerden en farizeeën hielden Jezus nauwlettend in de gaten, in de hoop iets te vinden om hem te beschuldigen. Ze wachtten tot hij een fout zou maken tegen de wet. Dit stond in schril contrast met de manier waarop Jezus met mensen omging. Jezus was nooit op zoek naar kansen om anderen te veroordelen. Hij keek niet naar fouten, maar wilde mensen op de been helpen, hen weer een plaats geven in de gemeenschap. Hij wilde mensen optillen in plaats van hen te kleineren.
Op deze sabbat geneest Jezus een man met een verdorde hand. Hij wist heel goed dat dit vijandigheid zou oproepen, omdat het als een overtreding van de sabbatrust werd gezien. Maar niets of niemand kon hem ervan weerhouden om te doen wat hij moest doen: mensen helen.
Dat is ook de missie van elke christen: goed doen, mensen doen opstaan, nieuwe kansen geven en heel maken. We zijn niet geroepen om de ander te veroordelen, maar om G-d door ons te laten werken en zo anderen op te bouwen.
Lc.11,14-26 (11/10/2024)
14 Eens dreef Jezus een demon uit die stom was.
Toen de demon verdreven was, kon de stomme weer spreken.
De omstaanders verwonderden zich daarover.
15 Sommigen zeiden:
“Het is door Beëlzebul, de heerser van de demonen,
dat hij demonen kan uitdrijven!”
16 Anderen – om hem op de proef te stellen –
verlangden van hem een teken uit de hemel.
17 Maar hij wist welke gedachten bij hen leefden
en zei daarom:
“Elk koninkrijk dat innerlijk verdeeld is,
raakt verwoest; het ene huis valt op het andere.
18 Als nu de tegenstander [satan] zelf innerlijk verdeeld is,
hoe kan zijn koninkrijk dan standhouden?
Want jullie zeggen dat ik door Beëlzebul demonen uitdrijf.
19 En als ik ze door Beëlzebul uitdrijf,
door wie drijven jullie zonen ze dan uit?
Als jullie zo redeneren, zullen zij zelf jullie rechters zijn.
20 Maar als ik door Gods kracht de demonen uitdrijf,
dan heeft het koninkrijk van God jullie bereikt!
21 Wanneer een sterke goed bewapend zijn domein bewaakt,
dan is wat hem lijkt toe te behoren in vrede.
22 Maar zodra nu iemand komt die sterker is dan hij,
overwint hij hem,
ontneemt hem de wapenrusting waarop hij vertrouwde
en geeft weg wat hij op hem heeft buitgemaakt.
23 Wie niet mét mij is, is tegen mij,
en wie niet met mij bijeenbrengt, die verstrooit.
24 Telkens wanneer een nog niet gereinigde geest uit iemand weggaat,
dwaalt hij door dorre plaatsen op zoek naar rust.
Omdat hij die niet vindt, zegt hij:
“Ik ga terug naar mijn huis, vanwaar ik ben weggegaan.”
25 Wanneer hij er terugkomt
en hij vindt het schoongeveegd en [leeg, kil] ordentelijk,
26 dan trekt hij andere geesten met zich mee,
wel zeven, nog slechter dan hijzelf.
Eens binnen, vestigen ze zich daar.
Zo is het voor die mens aan het eind nog erger dan van tevoren.”
Opnieuw gaat het over eenheid. Eén zijn met jezelf en met je Bron van Léven, maakt ook dat je éénheid brengt in je omgeving. Jezus was op deze wijze één; Jezus was op deze wijze beeld van de Ene. En op deze wijze bracht hij éénheid, heelheid, bij de mensen om hem heen.
Wie uit is op ‘verdeel en heers’ kan en wil dat echter niet zien en voert oppositie. Ze oefenen ‘tegenkrachten’ uit, en gaat dat niet met degelijke argumenten, dan maar met zwartmakerij. (De mensheid is in 2000 jaar tijd nog niet veel veranderd!) Men roddelt maar rond dat hij ‘des duivels’ is.
Met opnieuw een rake parabel ontkracht Jezus dat. De ‘diabolos’ is net dat wat lijnrecht tegenover de één-makende G-d staat. ‘Diabolos’ is wat tweedracht zaait, splitst, verdeelt, … ‘Diabolos’ is dus geen ándere kracht dan G-d, maar wat er gebeurt als G-d níet gebeurt!
Wij zijn natuurlijk niet G-d, zelfs niet Jezus, maar we proberen hem wel na te volgen. Elk van onze daden en dagen zouden wij op dan ook op dat continuüm moeten onderzoeken: brachten ze eenheid – en dus G-d; of brachten ze verdeeldheid – en dus ‘diabolos’?
Lc.13,1-9 (26/10/2024)
1 Terwijl Jezus hierover bezig was,
waren er onder de aanwezigen
die hem vertelden over de Galileeërs
van wie [de romeinse landvoogd] Pilatus het bloed vermengd had
met dat van hun offerdieren.
2 Jezus antwoordde hun:
“Denken jullie dat deze Galileeërs
grotere zondaars waren dan de anderen,
omdat ze dit hebben moeten lijden?
3 Neen!, zeg ik jullie,
maar als jullie je niet bekeren,
zul je allen op dezelfde manier omkomen.
4 Of die achttien die stierven
toen de toren bij de Siloam [een vijver in Jeruzalem] op hen viel.
Denken jullie dat zij schuldiger waren
dan de andere bewoners van Jeruzalem?
5 Neen!, zeg ik jullie,
maar als jullie je niet bekeren,
zul je allen op dezelfde manier opkomen.”
6 Hij vertelde nu deze gelijkenis:
“Iemand had in zijn wijngaard een vijgenboom geplant.
Hij kwam er vruchten aan zoeken,
maar vond er geen.
7 Hij zei tegen de wijngaardenier:
“Kijk, drie jaar kom ik nu al vruchten zoeken aan deze vijgenboom, maar vind er geen.
Hak hem uit.
Waartoe zou hij nog de grond verder uitputten!”
8 Maar de wijngaardenier antwoordde hem:
“Heer, laat hem nog dit jaar …
Ik zal eerst nog eens de grond bewerken en bemesten.
9 Als hij dan vruchten draagt …
En indien niet, hak hem later dan maar uit.””
Wij lezen van deze passage liefst het laatste gedeelte, waar het eindeloze geduld van G-d in het licht gesteld wordt. Dat is niet onterecht, maar als we eerlijk(er) zijn en bij die eindpassage ook de laatste zin er bij nemen én dat samen zien met het hele eerste deel van deze tekst (v.1-5), dan moeten we durven zien dat we hier eerder een strenge Jezus ontmoeten, die ons erop wijst dat het wel degelijk noodzakelijk is dat wij ons bekeren, of dat we anders allemaal “op eenzelfde manier zullen omkomen”.
Met de voorbeelden die aangehaald worden, maakt Jezus net duidelijk dat we niet te snel mogen denken dat het alleen de ‘anderen’ zijn die bekering nodig hebben, maar net ook wijzelf! – En laten we dan maar al blij zijn dat G-d geduld heeft met ons, maar dat ontslaat ons niet van onze ‘plicht’ tot bekering. De hakbijl ligt toch al klaar aan onze voeten …
Lc.6,12-16 (28/10/2024)
12 Het gebeurde nu in die dagen
dat hij wegtrok naar de berg
om te bidden.
Hij was de hele nacht door in gebed van God.
13 Toen het dag werd,
riep hij zijn leerlingen bij zich
en koos er twaalf uit
die hij afgezanten [apostolos] noemde:
14 Simon, die hij ook rots [petros] noemde,
en zijn broer Andreas,
Jakobus en Johannes,
Filippus en Bartolomeüs,
15 Matteüs en Tomas,
Jakobus [de zoon] van Alfeüs
en Simon die de ijveraar [zeloot] genoemd werd,
16 Judas van Jakobus
en Judas, de man van Keriot, die een verrader werd.
De apostelen Simon en Judas. Laten we eerlijk zijn: we kennen ze niet. Nooit hebben we het over die twee. Ze zijn ergens ‘verdwenen in de mist van de geschiedenis’.
Was hun apostelwerk daarom minder belangrijk en minder vruchtbaar? Ook zij zijn er in opdracht van de Heer op uitgetrokken, hebben mensen aangesproken met Jezus’ boodschap en hebben hen ermee aangestoken. Ook zij hebben her en der ‘haardjes van geloof’ gesticht, die verder zijn blijven branden en weer nieuwe mensen hebben aangestoken! Mee dankzij hen is Jezus’ boodschap over de wereld verspreid!
Dat zou ons er misschien van kunnen overtuigen dat ook onze kleine bijdrage er wel degelijk toe doet! Het is niet omdat wij geen ‘wereldschokkende dingen’ doen, dat ons geloofsgetuigenis niet iets zou kunnen bewerkstelligen! Ook ons ‘onzichtbare’ leven naar Jezus’ boodschap kan mensen om ons heen aansteken met zijn vuur, waarmee zij verder die boodschap kunnen beleven en doorgeven.
Ook wij zijn geroepen apostel én vruchtbaar te zijn …
Lc.13,22-30 (30/10/2024)
22 Verder onderweg naar Jeruzalem,
trok Jezus door steden en dorpen en gaf daar onderricht.
23 Iemand vroeg hem:
“Heer, zijn het er weinig die bezig zijn gered te worden?”
Hij zei tegen allen:
24 “IJver ervoor om binnen te gaan door de nauwe deur,
want ik zeg jullie:
Velen zullen trachten er binnen te gaan,
maar niet in staat zijn.
25 Wanneer de heer des huizes zal zijn opgestaan
en de deur heeft gesloten,
zullen jullie buiten staan en kloppen op de deur:
“Heer, doe open voor ons!”
Dan zal hij antwoorden:
“Ik weet niet van waar jullie zijn.”
26 Dan zullen jullie zeggen:
“In jouw bijzijn hebben wij gegeten en gedronken
en in onze straten heb je onderricht gegeven.”
27 Maar hij zal antwoorden:
“Ik weet niet van waar jullie zijn.
Weg van mij! – die ongerechtigheid doen. [Ps.6,9]
28 Daar zal het weeklagen en tandenknarsen zijn,
wanneer jullie Abraham, Isaak en Jakob en al de profeten
in het koninkrijk van God zien,
terwijl jullie zelf buiten geworpen zijn.
29 Zíj zullen komen van oost en west, van noord en zuid,
en zíj zullen aan tafel gaan in het koninkrijk van God.
30 Kijk! Er zijn laatsten die eersten zullen zijn,
en eersten die laatsten zullen zijn.”
Om aan te zitten aan G-ds tafel moet je gerechtigheid doen. “Die ongerechtigheid doen” (v.27/Ps.6,9) jaagt hij weg. Maar is het niet te hoog gegrepen om gerechtigheid te doen zoals Abraham, Isaak en Jakob en al de profeten? Misschien toch niet. Lees de laatste zin nog maar eens een keertje: daar staat hoe het kan.
“Kijk!” Je moet goed kijken om te zien wat er gebeurt en in te spelen op de realiteit om je heen. Profeten handelen in het moment en klagen het onrecht aan. Ze stellen scheve verhoudingen aan de kaak en zien waar mensen aan de kant worden gezet en ze tillen hen op zodat recht kan worden gedaan. Gerechtigheid doen betekent dus goed kijken, niet zozeer in de verte, maar in de diepte.
“Er zijn laatsten die eersten …” Je hoeft niet op de voorgrond te treden. Het draait niet om jou maar om de A/ander. De ander zal steeds jou aandacht krijgen en wordt jouw leidraad in al wat je doet.