Lc.5,12-16 (8/1/2021)
Dit gebeurde toen hij in één van de steden [van Galilea] was:
Kijk! Er was daar een man vol melaatsheid. Toen hij Jezus zag, viel hij voor hem neer en smeekte:
“Als jij het wil, ben je in de kracht mij te reinigen!”
Jezus strekte zijn hand uit en raakte hem aan: “Ik wil: word gereinigd!”, en onmiddellijk verdween zijn melaatsheid.
Hij gebood hem het nog aan niemand te zeggen, maar zich te laten zien aan de priester
en het reinigingsoffer te brengen [in de tempel in Jeruzalem!],
zoals Mozes het geboden had [Lev.13-14], als getuigenis voor hen.
Maar eens te meer ging het gerucht over hem rond en velen kwamen samen om hem te horen en om door hem te worden geheeld van hun ziekten.
Hij echter trok zich telkens terug op eenzame plaatsen om te bidden.
In deze passage zien we duidelijk hoe het nooit Jezus’ bedoeling was mensen op te zetten tegen de wet,
en ook niet om de aandacht op zichzelf te trekken. Het gaat hem om het kenbaar maken van Góds werking
én de mensen weer contact te geven met de gemeenschap.
De man in nood (het blijken vaak díe te zijn) beseft Jezus’ kracht en doet er, met aandrang maar toch nederig, een beroep op.
Jezus komt hem ook tegemoet (“raakte hem aan”!), maar voor de volbrenging ervan verwijst hij de man wel naar de wet van Mozes
(waarvoor er wellicht een week pelgrimstocht naar Jeruzalem voor hem op zat).
Elke ‘machtige daad’ van Jezus wordt pas ‘vol’ als enerzijds de dankbaarheid aan G-d wordt bewezen,
en anderzijds het bevestigd wordt door het dagelijks leven in de gemeenschap.
Te vaak (toen en nu) wordt Jezus’ invloed in een mensenleven als een private aangelegenheid gezien.
Te vaak (toen en nu) wordt déze Jezus-boodschap niet begrepen. – Even vaak moet Jezus (en al wie in zijn spoor wil gaan)
zich in de eenzaamheid terugtrekken: níet dus voor een ‘privé-onderonsje’ met zijn Vader,
maar om ‘helder te zien’ … en door te gaan.