Psalm 4
Kunstwerk als verwerking van de Psalm gemaakt door Elly Mondelaers
Psalm 4
Ik roep! - Jij antwoordt,
trouwe God van gerechtigheid
Ik ben benauwd, - Jij geeft mij ruimte,
genadige God. Hoor mijn gebed.
Mensen! Hoe lang maak je God nog te schande,
is leegheid je lief en zoek je bedrog?
Maar weet; Hij is goed voor zijn getrouwen;
Hij luistert als ik Hem roep.
Heb je onenigheid? - Zondig niet.
Sreek in de stilte van je hart.
Richt je hart op de Heer;
vertrouw op Hem.
Velen vragen: "Wie zal ons het goede doen zien?"
Heer, toon ons dan het licht van jouw Gelaat.
Jij geeft mijn hart een vregude,
groter dan koren en wijn kunnen doen.
Een met alles in Jou lig ik mij neer
en ik slaap in vrede,
want in Jou alleen, mijn God,
kan ik veilig wonen.
(Gezongen door zusters van de St.-Trudoabdij, met citerbegeleiding)
Psalm 4 – Aanzet
Wanneer ik de voorbije week, weet hebbende van oorlog, onrecht, manipulatie en leugens… onze Psalm bid, voel ik de wanhoop van zovele mensen, mensen ver weg maar ook dichtbij. Het is alsof de wanhoop van hen allen doorklinkt telkens ik deze Psalm zing. Ik hoor de vele angstige vragen: ‘Wie zal ons het goede doen zien?’ ‘Wie geeft ons toekomst, biedt ons perspectief?’ ‘Angst knijpt onze kelen dicht!’
Zo moet het ook geweest zijn voor David. Hij was op de vlucht voor zijn zoon Absalom, de populaire, populistische kroonprins die een staatsgreep had gepleegd. David is de Jordaan overgestoken, met een klein groepje getrouwen en een aantal soldaten. Maar ze vrezen het ergste. Ze weten dat Absalom met z’n leger dat zoveel groter is, ook de Jordaan zal oversteken, en dat maakt hen moedeloos. Ze vragen zich wanhopig af: ‘Hoe komt dit ooit nog goed?’
David laat de wanhoop niet toe. Hij richt zich met deze wanhopige vraag tot G-d. Hij leert zijn soldaten (en ook ons?) bidden! Hij weet dat hij er slecht voor staat. En toch laat hij de wanhoop niet toe. Hij vertrouwt op een genadige G-d die ruimte geeft, die antwoordt.
Ik roep! – Jij àntwoordt,
trouwe God van gerèchtigheid.
Ik ben benauwd. – Jij geeft mij rúimte,
genadige God. Hoor mijn gebéd.
Ik roep! Voor mij betekend dat meestal dat er iets dicht op mijn vel komt te zitten (onder mijn vel kruipt). Dat er iets op het spel staat, iets voor mezelf en/of voor mensen met wie ik verbonden ben, me verbonden voel. In situaties van onrecht, als ik machteloos moet toekijken hoe mensen lijden, pijn hebben of onrecht wordt aangedaan, als angst en pijn mij in zovele gezichten toeschreeuwt, als mensen thuisloos rondzwerven …. dan roep ik om gerechtigheid. Ik hoop dat politici hun verantwoordelijkheid nemen. Ik zoek naar wegen om er zelf als mens iets aan te kunnen veranderen. Ik wil zo graag mens-waardig samen-leven en dit ook mogelijk maken voor anderen. En ik vraag me dan af tot wie roep ik eigenlijk? Bij wie denk ik met m’n noodkreet terecht te kunnen? Wie kan dit ten goede doen keren?
Mensen! Hoe lang maak je God nog te schànde, is leegheid je lief en zoek je bedròg?
Velen vragen: “Wie zal ons het gòede doen zien?”
Heer, toon ons dan het licht van jouw Gelàat.
David zoekt niet als eerste naar concrete oplossingen. Hij zoekt G-d op.
En ik? Roep ik naar mensen? Roep ik naar G-d of roep ik naar goddelijke mensen? Op welk antwoord hoop ik? Hoe jaloers ben ik op zoveel vertrouwen in G-d, in goddelijke mensen.
Misschien is het dat wat ik opnieuw moet leren, leren vertrouwen op G-d, in hoe hij werkt doorheen mensen. Ook al weet ik maar al te goed dat hiermee niet plotsklaps alle omstandigheden ten go(e)de zullen veranderen. Maar het is wel dat vertrouwen, die goddelijke nabijheid, die wat ik meemaak, wat ik zie en hoor, in een ander daglicht plaatst. Het licht van G-ds gelaat.
Maar het is zo verdomd lastig. Ik voel zoveel onzekerheid, twijfel, … Er is zoveel dat ik zie, zoveel onrecht, zoveel pijn, zoveel ellende. Ik slaap slecht om zovele redenen. Zorgen om zovele mensen stapelen zich op. Ik pieker me suf. Hoe zal het de komende tijd gaan, voor hen, voor mij?
Wat moet het zalig zijn en hoeveel mensen hunkeren er niet naar: Een vertrouwd en veilig huis in bange tijden. Elke avond weer zeg ik het, bid ik het, …
Een met alles in Jou leg ik mij nèer
en ik slaap in vrède,
want in Jou alleen, mijn Gód,
kan ik veilig wónen.
Ik weet dat het waar is, maar hoe verlang ik ook dat anderen dit mogen ervaren; veilig wonen, slapen in vrede, een met alles in Jou. Hoe hoop ik dat zij mensen, even-mensen, mogen ontmoeten die het voor hen zijn, die veilige woning om in te wonen, mensen die goddelijk nabij-zijn en trouw nabij-blijven.