Psalm 23
Kunstwerk als verwerking van de Psalm gemaakt door Elly Mondelaers
Psalm 23
Mijn herder ben Jìj, mijn God,
en dat is mij genòeg.
Jij wijst mij wáarheid
omwille van jouw Náam.
Een oase van rùst
is de plek waar Jij mij wèidt,
en het water waarheen Jij léidt
herstelt mijn krácht.
Ja, ook door donkerdoodse dàlen:
waarom zou ik bàng zijn?
Jij bent bíj me,
jouw staf mij tot stéun.
Je nodigt mij aan jouw Tàfel,
Je zalft mijn hòofd,
mijn beker vloeit óver.
Wat zal mij nog tégengaan?
Goedheid en Genàde
al mijn lèvensdagen;
wonen in jouw Húis, mijn God,
vandaag! Amen. Ik dánk Je!
(Gezongen door zusters van de St.-Trudoabdij, met citerbegeleiding)
Psalm 23 – aanzet
De voorbije dagen heb ik mij op sleeptouw laten nemen door Psalm 23. Zoals je zal merken heb ik me deze keer – naast onze vertrouwde vertaling – ook laten inspireren door de vertaling die ik samen met onze leesgroep Hebreeuws maakte.
Psalm 23 is een alom bekende Psalm en voor velen ook een onuitputtelijke bron van inspiratie. Geen klaagpsalm deze maand maar een Psalm die rust, vertrouwen en liefde uitademt. Luister maar!
Mijn herder ben Jij, mijn God,
en dat is mij genoeg.
Jij wijst mij waarheid
omwille van jouw Naam.
De Ene is mijn herder
niets zal mij ontbreken
In weiden jong groen doet hij mij rusten.
Hij leidt mij naar wateren van rust
Het is nog steeds David die aan het woord is. En hij begreep maar al te goed (uit eigen ervaring) wat het betekent om herder te zijn. Herderen was (en is nog steeds) zwerven over de heuvels en doorheen de vlaktes, terwijl een kudde schapen aan jou wordt toevertrouwd. Onze herder, David, leefde, werkte en sliep tussen zijn schapen. Hij offerde zijn lijf en leden op om hen te behoeden en om dag en nacht voor hen te zorgen.
Voor David is G-d net zo’n herder. Iemand die hem de weg wijst naar groene weiden, bij hem is en blijft onder álle omstandigheden, met hem vriendschap sluit, een relatie wil aangaan. Een G-d die hem doet leven van ‘genoeg’. Een genoeg (tsedeq) dat spreekt van vertrouwen. Je hebt ter beschikken dat wat nodig is om te leven (eten, drinken, rust, veiligheid,…), juist genoeg, dat wat recht is. Zeker geen tekort maar ook geen overvloed, gewoon genoeg zodat je naar niets hoeft te verlangen. Gewoon genoeg om vrij te kunnen leven.
Mag G-d ook mijn/jouw herder zijn? Durf ik me aan zijn herder-schap toe te vertrouwen? En kan ik leven van ‘genoeg’?
Een oase van rust
is de plek waar Jij mij weidt,
en het water waarheen
herstelt mijn kracht
Mijn ziel wendt zich af
Jij herstelt mijn levensadem
leidt mij in sporen van gerechtigheid
omwille van zijn Naam
Een oase van rust? Is een oase ook niet de plek waar álle dieren komen drinken, ook de wilde, de gevaarlijke? Waarschijnlijk zal dus bij het naderen van de oase de adrenaline stijgen – opletten geblazen want je weet maar nooit wie er nog zal zijn daar – en ook de angst voor de anderen (dieren). Maar hier als G-d jouw herder mag zijn dan doet hij op die plek je
adem (het onderste level van de ziel) terugkeren, geen angst is er dan nog aanwezig. Hij leidt je immers op die paden van gerechtigheid. Daar zal recht geschiedden en niemand zal de ander naar het leven staan. Daar zal rust zijn en jong, fris groen (zoals bij de schepping, in die tuin van Eden).
Waar zijn mijn oases van rust? Zie ik die plekken nog wel op dit moment of wordt alles opgeslokt door onrust, het terugplooien op mezelf, afstand en angst voor de anderen? Waar zou ik terecht komen als ik me door G-d laat leiden, me aan zijn herder-schap overgeef? Eén ding is zeker mijn levensadem zal hij herstellen en het water waarheen hij mij leidt (oa deze Psalmleesgroep) herstelt mijn kracht.
Al de hele Psalm door, van bij het begin wordt er (in het Hebreeuws) gesproken in onvoltooide tijd en dus ook nog steeds hier. Dit alles is dus te ervaren zolang ik maar blijf gaan en me naar Hem blijf toebewegen.
Ja, ook door donkerdoodse dalen:
waarom zou ik bang zijn?
Jij bent bij me,
jouw staf mij tot steun.
Ook als ik moet gaan door een dal van diepe duisternis
ik zal niet vrezen het kwaad
Want Jij bent naast mij.
Jouw knots en jouw staf zij zullen mij vertroosten.
Hier wordt het idyllische plaatje al even getoetst aan de realiteit waarin we leven. Aan de ene kant de rust van de herder en aan de andere kant wij die op onze hoede blijven, bang zijn voor het onbekende (virus, vaccin, toekomst, andere culturen, rafelrandmensen….). Aarzelend voor al wat op ons afkomt en voor wat we nog niet kennen. Toch moeten we daarmee aan de slag.
En dan heb ik de keuze. Ga ik er alleen op af, of mag hij mijn herder zijn? Mag hij mijn voeten richten op mijn weg? Ik hoef het dus niet alleen te doen want jij wil bij mij zijn.
Jij bent bij mij!
Dit zinnetje staat precies in het midden van onze Psalm, daar draait het om. Jij die je aanbiedt aan mij. Ik die mij mag toevertrouwen aan Jou. Dat is wat deze Psalm mij voorzegt, waartoe ik uitgenodigd word. Altijd en overal … niet als zinnetje uit de catechismus maar doorheen een heel intieme, persoonlijke relatie. Om zo te mogen ervaren dat hij er is. Hij is er! Niet opgesloten in een (Psalm)boek, niet als psychologie, maar als mens, vriend, herder, …
Samen mogen wij gaan. Jij bent bij me en biedt me jouw staf en knots aan (in het Hebreeuws staan er twee instrumenten vermeld). De knots om de wilde dieren weg te jagen, zodat je de schapen kan beschermen en zij veilig zijn en blijven, … en de staf (sja’aan = leunen op, rusten op, vertrouwen in) waar ik zelf op mag steunen. Jij (jouw staf) als steun, om op te leunen als het lastig wordt, waarbij ik tot rust mag komen, waarin ik mag vertrouwen … altijd. Jij bent er, bij mij, ook als ik ga door donkerdoodse dalen, als ik vol angst, onrust, in de leegte leef, als ik geen perspectief meer zie.
Ook dan (vooral dan) bied Jij jezelf aan en wil Jij met mij in relatie gaan, er zijn, altijd!
Je nodigt mij aan jouw Tafel,
Je zalf mijn hoofd,
mijn beker vloeit over.
Wat zal mij nog tegengaan?
Jij bereidt voor mijn aanschijn een tafel
tegenover mijn benauwers (zij die mij binden)
Jij zal mijn hoofd vet maken met olie
en mijn beker is verzadigd
Hier schakelt plotseling het beeld van de herder over naar dat van de gastheer. Hij die je aan zijn tafel uitnodigt. In het Hebreeuws staat er: “Gij bereidt voor mijn aanschijn een tafel tegenover mijn vijand.” Hier in heel het idyllisch tafereel komt nu ook de ‘vijand’ op de proppen. Ik word uitgenodigd om samen met mijn vijand aan tafel te gaan. Hij wordt me voorgezet als een tegenover, helemaal niet negatief, integendeel. Ik krijg hem als spiegel tegenover mij geplaatst.
Wat moet ik in godsnaam met mijn vijand aan mijn tafel? Hij wordt mij aangeboden als spiegel om recht in de ogen te kijken, om mee in gesprek te gaan, elkaar te vergeven en samen verder te gaan als elkaars tegenover. Samen verder gaan, elkaar appellerend en confronterend om aan elkaar te groeien. Wil ik dat wel, samen met mijn vijand (als tegenover) aan tafel gaan? Kan ik het wel? Zo samen eten en drinken is immers geen vrijblijvende bezigheid, je verbindt je wederzijds aan elkaar en dat heeft consequenties.
Als het lukt (met vallen en opstaan) dan bén ik ín G-ds Rijk, zit ik écht aan G-ds tafel, dan kan het waar worden ‘heb je vijand lief’ en kan ons samen-leven worden G-ds koninkrijk.
En aan die tafel licht dan ook het beeld van de overvloed op. Hier staat het voorzichtig ‘Je zalft mijn hoofd’ maar in het Hebreeuws gaat het over ‘zijn olie ‘over’ je hoofd’. Overvloed dus! Heb je ooit al eens olie over je hoofd uitgestort gekregen? Dat is pas een vettig boeltje en geloof me dat is echt niet éénvoudig te verwijderen. Zo spreekt ook hier, G-ds liefde en zijn nabijheid van overvloed, niet zomaar af en toe even maar altijd. En eens ik me eraan overgeef, als de olie (Genade en Goedheid) mij mag overstromen dan zal het ook niet eenvoudig meer te verwijderen zijn. Het plakt aan mij, dringt door en laat zich niet zomaar afwassen.
Goedheid en Genade
al mijn levensdagen;
wonen in jouw Huis, mijn God,
vandaag! Amen. Ik dank Je!
Alleen goedheid en vriendschap zullen mij achterna komen
al mijn levensdagen
Ik mag terugkeren in het huis van de Ene
tot in lengte van dagen!
Die Goedheid en Genade worden aan mij geschonken heel mijn leven. Zalig toch, weet mogen hebben van zo’n intense nabijheid, zoveel liefde (in overvloed). Dat zal ook mij telkens weer doen terugkeren naar jouw huis, naar Jou mijn G-d.
Ik dank Je!