Zoek
Zoektip
Zoektip:
tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel)
Mc.3,13-19 (24/01/2025)
13 Jezus ging het gebergte in
en riep dezen bij zich met wie hij een bedoeling had,
en zij kwamen naar hem.
14 Hij maakte een twaalftal
om dicht bij hem te zijn,
om hen uit te zenden om te verkondigen [apostelloo]
15 en om volmacht te hebben ziekten te genezen
en om demonen uit te drijven.
16 Dit zijn de twaalf:
Simon, aan wie hij de naam rots [/steen – Heb.: kefas – Lat.: petrus] gaf,
17 Jakobus, [de zoon] van Zebedeüs, en zijn broer Johannes,
aan wie hij de naam boanerges gaf,
wat betekent: zonen van de donder [= gods stem],
18 Andreas en Filippus,
Bartolomeüs en Matteüs,
Tomas en Jakobus, [de zoon] van Alfeüs,
Tadeüs en Simon de Kananeeër [/de ijveraar/de zeloot],
19 en Juda, de man uit Kerioth, die hem ook heeft overgeleverd.
Jezus voelt dat G-ds Liefde niet voor hem alleen kan of mag blijven. Hij trekt zich even terug om op het spoor te komen wat hem te doen staat. Hij heeft mensen nodig, want alleen kan hij zijn missie nooit vervullen. Daarom kiest hij een twaalftal: een weerspiegeling en symbolisering van ‘de twaalf stammen van Jakob’, van het hele Godsvolk. Hij kiest twaalf mannen die hem zo dicht mogen volgen dat ze van binnenuit kunnen voelen wie hij is, zo dicht dat hij hen kan aan-raken.
Geraakt door wie hij is, door de Liefde die hem beweegt, zullen zij op hun beurt in beweging komen. Ze worden op weg gestuurd om te getuigen van wat ze zelf mochten ervaren en om de Liefde daad-werkelijk te doen. Zo worden ze gezonden, elk van hen op eigen wijze, zoals hun naam het zegt. Dit is een prachtige opdracht voor elke gelovige: je naam waar-maken door, ieder op de eigen wijze, te verkondigen en mensen heel te maken. Zo mag en kan ieder van ons deel uitmaken van en meebouwen aan het ‘volk van God’.