Mc.12,1-12 (31/05/2021)
Jezus begon tegen hen [de Joodse leiders] in gelijkenissen te spreken:
“Er was eens een huisheer die een wijngaard aanlegde. Hij zette er een omheining rond, groef er een perskuip uit en bouwde er een wachttoren. Toen verhuurde hij hem aan wijnbouwers en vertrok naar het buitenland.
Op de gunstige tijd zond hij een dienaar naar de wijnbouwers om zijn deel van de oogst in ontvangst te nemen. Ze namen hem echter vast, sloegen hem en zonden hem met lege handen weg. Opnieuw zond hij een dienaar naar hen, maar die verwondden ze aan het hoofd en vernederden hem. Weer een andere zond hij, maar die doodden zij, en ook nog vele andere, waarvan ze sommigen sloegen en anderen doodden.
Nu had hij alleen nog zijn geliefde zoon. Als laatste zond hij ook hem naar hen, denkend dat ze door zijn zoon tot inkeer zouden komen. De wijnbouwers zeiden echter onder elkaar: “Dat is de erfgenaam! Vooruit, laten we hem doden en zijn erfenis in bezit nemen.” Ze grepen hem dus vast, doodden hem en wierpen hem buiten de wijngaard.
Wat zal de heer van de wijngaard nu doen? Hij zal komen om die wijnbouwers te doden en de wijngaard aan anderen geven.
Herkennen jullie het Schriftwoord niet? De steen door de bouwers afgekeurd, die steen is hoeksteen geworden. Dat is het werk van de heer, een wonder is het in onze ogen.” [Ps.118,22-23]
Ze zochten hem te grijpen, maar ze waren bang voor het volk. Ze begrepen immers dat hij deze gelijkenis had verteld met hun op het oog. Ze lieten hem en gingen weg.
De eigenaar legt een wijngaard aan. Niet voor zichzelf, want Hij vertrekt naar andere oorden. Hij maakt plaats, geeft ruimte om te leven.
Maar wat als zijn Afwezigheid blijft aanhouden?
Ofwel hou je het uit te midden van die Afwezigheid.
Dan wordt zijn Afwezigheid tot een appél om zorg te dragen voor wat je gegeven werd, een appél om er als een goeie rentmeester mee om te gaan zodat je het mettertijd in al zijn rijkdom terug kan geven aan de échte Eigenaar.
Ofwel waan je jezelf meer en meer de eigenaar.
Dan ga je woekeren met wat je kreeg en zie je in ieder die zich uitgeeft als eigenaar een bedreiging, een concurrent en je stuurt ze heen met lege handen.
Maar Hij zal blijven aandringen en zelfs zover gaan dat Hij zich in al z’n kwetsbaarheid te kennen geeft, zover dat Hij het meest eigene van zichzelf zendt.
En zij, zij zullen Hem doden.
En wij? De vraag is of wij Hem zullen herkennen want zijn komst zal elke keer verrassend nieuw zijn.